In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Woensdag 10 febr.
V5
Slide 1 - Tekstslide
12.3 Hormonen recyclen botten
Slide 2 - Tekstslide
paragraaf 12.3 t/m 12.5
12.3 Regeling van het calciumgehalte bij lichaamsprocessen
12.4 Regeling glucosegehalte
12.5 Regeling lichaamstemp. De Waterhuishouding en eetlust
Processen die geregeld worden m.b.v. hormonen
Slide 3 - Tekstslide
12.3/12.4/12.5
Deze paragrafen zijn vooral van belang om de verschillende regelkringen te leren lezen en je Binas goed te gebruiken.
Boek blz. 135 Binas 89 A
Slide 4 - Tekstslide
Regelkring Ca2+ in je bloed
schildklier, bijschildklieren,
calcitonine en parathormoon(PTH),
actief vitamine D,
negatieve terugkoppeling,
antagonisten,
osteoclasten, osteoblasten, osteocyt, ,
Slide 5 - Tekstslide
Voeding waar Ca2+ in zit
Slide 6 - Tekstslide
hoogste hoeveelheid
enerhoogste
3e plaats
minste
Welk voedsel heeft de meeste calcium. Zet in juiste volgorde
Slide 7 - Sleepvraag
-Er zijn verschillende processen in het lichaam waar Ca2+ voor nodig is
Slide 8 - Tekstslide
Waar is Ca2+ nodig in het lichaam
Slide 9 - Tekstslide
Overdracht van impulsen
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Bijschildklieren
-aanmaak parathormoon PTH
Schildklier:
-aanmaak calcitonine
-Regelt stofwisseling mbv. het hormoon thyroxine
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Zijn calcitonine en PTH peptidehormonen, steroidhormonen of catacholaminen?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Antagonisten
PTH en calcitonine zijn dus antagonisten. Ze hebben een tegengestelde werking.
--> Calcitonine zorg voor Ca2+ opname in bot . Dan zal de concentratie in het bloed dalen/stijgen
-->PTH zorgt voor resorptie van bot . Ca2+ -conctratie in bloed daalt/stijgt
Slide 18 - Tekstslide
Botvorming en botafbraak
Om bot sterker te maken moet eerst een deel van het bestaande bot afgebroken worden.
Osteoclastenscheiden zuren af die botweefsel afbreken.
Ca2+ komt hierbij vrij.
PTH stimuleert indirect de botafbraak
Osteoblasten vormen daarna nieuw botweefsel. Zij worden geactiveerd door groeihormoon en groeifactoren.
, oestrogenen en testosteron remmen de werking van osteoblasten.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Bouwen
kapotmaken
kapotmaken
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht 1
a. Noem het orgaan dat calcitonine maakt.
b. Noem de organen die PTH maken.
c. Licht toe dat calcitonine en PTH een antagonistische werking hebben.
Slide 22 - Tekstslide
Plastics kunnen de stof bisfenol A (BPA) bevatten. Deze stof heeft een licht-oestrogene werking, doordat hij op dezelfde membraanreceptoren als oestradiol terecht kan komen. De European Food Safety Authority (EFSA) heeft in 2006 de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) voor BPA vastgesteld op 0,05 mg per kg lichaamsgewicht. Mensen krijgen per dag gemiddeld zo’n 10 μg BPA / kg binnen. Dat is beneden de norm die door de EFSA is vastgesteld. Toch is er bezorgdheid.
c. Wat is de reden voor die bezorgdheid?
d. Beargumenteer of BPA schadelijk is voor de gezondheid van volwassen mensen.
Slide 23 - Tekstslide
Behandeld 12.3
De werking van twee verschillende klieren en hun hormonen die het Ca2+ gehalte van je bloed regelen
Botafbraak en botopbouw met resp. osteoclasten en osteoblasten
oestrogenen en testosteron remmen de botafbraak
Slide 24 - Tekstslide
Huiswerk
12.3
Bestudeer en maak de opdrachten 1 t/m 7
Slide 25 - Tekstslide
Antwoorden
a. Noem het orgaan dat calcitonine maakt.
Schildklier
b. Noem de organen die PTH maken.
Bijschildklieren
c. Licht toe dat calcitonine en PTH een antagonistische werking hebben. Tegengestelde werking is dat calcitonine het Ca2+ gehalte laat dalen en dat PTH het juist laat stijgen.
Slide 26 - Tekstslide
Casus Oestrogenen en borstkanker
Oestrogenen kunnen leiden tot borstkanker. Deze hormonen kunnen op een natuurlijke en onnatuurlijke wijze in het borstweefsel van vrouwen terecht komen.
a. Vetweefsel bevat een enzym dat testosteron omzet in oestradiol. Verhoogt of verlaagt vet de kans op borstkanker?
b. Verklaar dat vrouwen met een late menopauze een iets grotere kans op borstkanker hebben dan vrouwen van dezelfde leeftijd met een vroege menopauze.
Slide 27 - Tekstslide
Antwoorden
a. Dit verhoogt de kans op borstkanker, omdat oestradiol een oestrogeen is. Vetweefsel is wat dit betreft schadelijk.
b. In het bloed van deze vrouwen is langer dan bij andere vrouwen oestradiol aanwezig. Daardoor is er een grotere kans op borstkanker.
Slide 28 - Tekstslide
Antwoorden
c. BPA is niet de enige stof die een dergelijk effect heeft. Mensen komen voortdurend in aanraking met allerlei stoffen die samen misschien leiden tot een nog grotere kans op kanker. Dat synergistische effect (samenwerkend effect) is nooit onderzocht.
d. BPA is in ieder geval niet gezond. Of de stof ook in combinatie met andere stoffen tot problemen leidt, is onbekend.