Woordenschat hoofdstuk 2

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg opdracht fictiedossier
  • Formeel taalgebruik
  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Even opfrissen...

Slide 3 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 4 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 5 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Formeel taalgebruik
Formeel taalgebruik = zakelijk, netjes, maar vaak ook lastig taalgebruik
Taalgebruik dat soms hoort bij een bepaalde beroepsgroep.

Ken je de betekenis van een woord niet?
Zoek het op in de tekst OF gebruik een woordenboek

Slide 8 - Tekstslide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 


Slide 9 - Tekstslide

Wat is informele taal?
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 10 - Tekstslide

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 12 - Open vraag

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 13 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'aanvankelijk'?
A
eerst
B
en ook

Slide 14 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 15 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 16 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij

Slide 17 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 18 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'mits'?
A
altijd
B
als

Slide 19 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'teneinde'?
A
om
B
ook

Slide 20 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'thans'?
A
nu
B
ook

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken: woordenschat H2. 
Werken in stilte
Niet af? HW voor volgende week
Opdracht 1 t/m 8
(woordenboek nodig)

Slide 22 - Tekstslide

Zorgvuldig nakijken
Kijk zorgvuldig na!

Nadat opdracht 1 t/m 4 is nagekeken, wordt getest hoe goed je het al kent.

Dan spelen we een game.

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 1

Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 1

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden - opdracht 2
geplaatst
geven
gevonden
officieel gemeld
opslagplaats
punten
soort 
volgens de wet

  • ondergebracht
  • verschaffen
  • aangetroffen
  • aangeven
  • depot
  • aspecten
  • type
  • rechtmatige
  • 2.3 biologie - leer van de natuur/het leven
  •       astrologie - leer van de sterren
  • 2.4 Het plaatje laat een metaaldetector zien.
  •       Je herkent het woord 'metaal'.
  •       in de tekst gaat het over vondsten - iets vinden.
  • 2.5 Onderwijs, Cultuur, Wetenschap
  • 2.6 Je mag het lenen om te gebruiken
  • 2.7 'Dat is balen hè?' (blz. 56)
  • 2.8 Synoniem, omschrijving, verwijswoord
  •       vb. de ontdekking, het gevonden voorwerp, het

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 3
  • a Beste klant, graag wil ik u dit vertellen.
  • b Vandaag is onze winkel dicht, omdat wij een familiefeest hebben.
  • c Wij vragen u dus of u het morgen nog een keer wil proberen.
  • d Ook kunnen we u ergens anders helpen, namelijk in onze andere winkel.
  • e Wilt u bellen met de baas, als u nog andere vragen heeft?
  • f Met vriendelijke groet, uw melkboer

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 4
  • incidenteel
  • redeneren
  • hanteert
  • strategie
  • carière
  • alert
af en toe
denken
gebruikt, heeft
goed doordacht plan 
loopbaan
opletten
rekening mee houden
spannende beleving, kick
strafmaatregel
tegen de regels
voor het klaar is
wijst
  • calculeren in
  • sensatie
  • sanctie
  • onreglementair
  • voortijdig
  • duidt

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Planning
  • SE opgeven
  • Herhaling 
  • - formeel taalgebruik
  • Laatste antwoorden opdracht 4 
  • Herhaling moeilijke woorden 
  • Gamen met de moeilijke woorden
  • Aan de slag met een nieuw onderwerp

Slide 30 - Tekstslide

SE opgeven

Slide 31 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Formeel taalgebruik = zakelijk, netjes, maar vaak ook lastig taalgebruik
Taalgebruik dat soms hoort bij een bepaalde beroepsgroep.

Ken je de betekenis van een woord niet?
Zoek het op in de tekst OF gebruik een woordenboek

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 4
  • 4.3    kort door de bocht = C  -> te makkelijk gezegd

  • 4.4    all in the game = B -> het hoort erbij

  • 4.5    figuurlijk -> dat doet men niet echt, er wordt direct actie ondernomen

Slide 33 - Tekstslide

Herhaling moeilijke woorden

Slide 34 - Tekstslide

Herhaling moeilijke woorden

Slide 35 - Tekstslide

Herhaling moeilijke woorden
geplaatst
geven
gevonden
officieel gemeld
opslagplaats
punten
soort 
volgens de wet

  • ondergebracht
  • verschaffen
  • aangetroffen
  • aangeven
  • depot
  • aspecten
  • type
  • rechtmatige

Slide 36 - Tekstslide

Herhaling moeilijke woorden
  • incidenteel
  • redeneren
  • hanteert
  • strategie
  • carière
  • alert
af en toe
denken
gebruikt, heeft
goed doordacht plan 
loopbaan
opletten
rekening mee houden
spannende beleving, kick
strafmaatregel
tegen de regels
voor het klaar is
wijst
  • calculeren in
  • sensatie
  • sanctie
  • onreglementair
  • voortijdig
  • duidt

Slide 37 - Tekstslide

Oefenen met de lesstof uit deze les
Ga naar: blooket.com/play
Je speelt met je eigen naam,
dus GEEN nickname gebruiken

Slide 38 - Tekstslide

Woordenschat - blz. 58

Je mag de opdrachten IN JE BOEK of IN JE SCHRIFT maken
- Startopdracht
- opdracht 1 -> je onderstreept de persoonsvormen en je zet een golflijn onder de onderwerpen
- opdracht 2

Je lees nauwkeurig de theorie over samengestelde zinnen.
Hiermee gaan we de volgende les aan het werk. 

Slide 39 - Tekstslide