1EAB - Grammar

Grammar herhaling
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammar herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Present simple
I/you/we/they
work - like - play
he/she/it
works - likes - plays
Denk aan: SHIT-rule (he/she/it = werkwoord + s)
Present simple
Tegenwoordige tijd
Bij dingen die altijd, vaak, nooit of soms gebeuren. 

Slide 2 - Tekstslide

Present simple
Woorden die eindigen op een sisklank (-s, -sh, -x) 
Present simple
I/you/we/they
worry - try - fly
he/she/it
worries - tries - flies
woorden die eindigen op een medeklinker +y
I/you/we/they
fix - kiss - crash
he/she/it
fixes - kisses - crashes
Uitzonderingen bij he/she/it

Slide 3 - Tekstslide

She ............ noodles every Monday
A
eat
B
eats

Slide 4 - Quizvraag

They ............ English very well.
A
talk
B
talks

Slide 5 - Quizvraag

The baby ........... every night.
A
cry
B
crys
C
cries

Slide 6 - Quizvraag

He .............. television every morning.
A
watch
B
watches
C
watchs

Slide 7 - Quizvraag

Vul zelf de present simple vorm in:
We ________ our homework every evening. (do)

Slide 8 - Open vraag

Vul zelf de present simple vorm in:
Jack _________ to London every month. (fly)

Slide 9 - Open vraag

Vul zelf de present simple vorm in:
The boys _________ in the pool. (swim)

Slide 10 - Open vraag

Vul zelf de present simple vorm in:
The teacher _________ to school every day. (walk)

Slide 11 - Open vraag

Prepositions
Dit zijn voorzetsels. Ze vertellen je waar iets of iemand is. 

on - op
behind - achter
opposite - tegenover
between - tussen
next to - naast
under - onder
through - door
in front - voor
on top - (boven)op

Slide 12 - Tekstslide

Choose the correct preposition

Who is that _________ the mainstage?
A
between
B
on

Slide 13 - Quizvraag

Choose the correct preposition

I want to stand _________ of everybody so I can see the performance well.
A
in front of
B
under

Slide 14 - Quizvraag

Choose the correct preposition

I saw Dua Lipa go __________ the curtain.
A
opposite
B
through

Slide 15 - Quizvraag

Comparing people or things
Vergrotende trap = -er than:
Younger (than)
Nicer (than)
Taller (than)


Overtreffende trap = the + -est
(The) youngest
(The) nicest
(The) tallest



Je hoeft niet altijd 'than' of 'the' toe te voegen. 

Meer dan 2 lettergrepen?
Vergrotend: more popular than, more beautiful than
Overtreffend: the most popular, the most beautiful

Slide 16 - Tekstslide

Comparing people or things
Uitzonderingen:
good     -     better than      -      the best
bad       -      worse than      -      the worst

Slide 17 - Tekstslide

Who is … (popular) The Beatles?
A
popularer than
B
the popularest
C
more popular than
D
the most popular

Slide 18 - Quizvraag

Is Iggy Pop … (old) artist you listen to?
A
more older than
B
the oldest
C
older than
D
the most older

Slide 19 - Quizvraag

Peter always listens to … (small) artists that nobody knows.
A
smallest
B
most small
C
smaller than
D
smaller

Slide 20 - Quizvraag

Bungee jumping is ... (dangerous) skateboarding.
A
more dangerous than
B
the dangeroust
C
the most dangerous
D
dangerouser than

Slide 21 - Quizvraag

Comparing: Vul het goede antwoord in.
When I saw Justin Bieber he was … (tall) I thought.

Slide 22 - Open vraag

Comparing: Vul het goede antwoord in.
I think Taylor Swift has … (beautiful) sets during her performances.

Slide 23 - Open vraag

Comparing: Vul zelf het goede antwoord in.

My parents say that the Lidl is ... (good) the Albert Heijn.

Slide 24 - Open vraag

Comparing: Vul zelf het goede antwoord in.

This magazine is cheap, but that one is .... (cheap) they have.

Slide 25 - Open vraag

Plurals = meervoudsvorm
Voeg gewoon een s toe, óók als het woord eindigt op een klinker! Gebruik géén 's.
songs, tables, videos, trains, laptops
Ook hier weer wat uitzonderingen...
-s klank: je voegt 'es' toe 
buses, classes, churches

medeklinker + y op het eind: dit verandert in 'ies' 
melodies, babies, strawberries

Slide 26 - Tekstslide

Onregelmatig
Geen regels: Gewoon uit je hoofd leren!

Slide 27 - Tekstslide

Plurals
One church - two .....
A
churches
B
churchs
C
churchies

Slide 28 - Quizvraag

Plurals
One woman - two ....
A
womans
B
women
C
womanes

Slide 29 - Quizvraag

Plurals
One zoo - two ...
A
zoos
B
zooes
C
zoo's

Slide 30 - Quizvraag

Plurals
One key - two ...
A
key's
B
keyies
C
keys

Slide 31 - Quizvraag

Zet het woord in de meervoudsvorm
One dress - two ...

Slide 32 - Open vraag

Zet het woord in de meervoudsvorm
One banana - two ...

Slide 33 - Open vraag

Zet het woord in de meervoudsvorm.
One egg - two ...

Slide 34 - Open vraag

Zet het woord in de meervoudsvorm
One witch - two ...

Slide 35 - Open vraag

Zet het woord in de meervoudsvorm
One butterfly - two ...

Slide 36 - Open vraag