extra oefening werkwoordspelling

Schrijf het woord tussen haakjes in de t.t.
Hij (bieden) 100 euro.
1 / 30
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Schrijf het woord tussen haakjes in de t.t.
Hij (bieden) 100 euro.

Slide 1 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Siem (kloppen) de slagroom.

Slide 2 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Vinnie (bloeden) enorm na het ongeluk.

Slide 3 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Suus (sporten) 4x per week.

Slide 4 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in de v.t.
Ze (lopen) gisteren 10 kilometer.

Slide 5 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Ze (slapen) 8 uur per nacht.

Slide 6 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Hij (worstelen) bij de gym.

Slide 7 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De meester (eisen) stilte.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
de juffen eisen opperste concentratie.

Slide 9 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Ze (concentreren) zich maar 5 minuten.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t..t.
Ze (concentreren) zich maar 5 minuten.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
De conciërge (kopiëren) alle toetsen

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Hij (blazen) de kaars uit.

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
de meiden (praten) veel over jongens

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De jongen (dansen) altijd in de club.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Pleun en Joost (bellen) iedere dag.

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Hij (slaan) hard op de bokszak.

Slide 17 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Hij (slaan) hard op de bokszak.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De jongen met de groene muts (hebben) eerst altijd een blauwe pet.

Slide 19 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De juf (gymmen) iedere week met de leerlingen.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
het (sneeuwen) buiten al heel de ochtend,

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De oude man (komen) altijd te laat.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Dat meisje (plaatsen) eerst verl foto’s op Instagram.

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Die man (redden) mijn leven vanochtend.

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
De jongens (roken) 12 sigaretten per dag.

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Timo (doen) een beetje vreemd.

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
isa (stoten) haar elleboog aan de tafel.

Slide 27 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
isa (stoten) haar elleboog aan de tafel.

Slide 28 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in v.t.
Chris (snoepen) veel van de dropjes.

Slide 29 - Open vraag

Schrijf het woord tussen haakjes in t.t.
Ik (zijn) blij dat dit de laatste opdracht is.

Slide 30 - Open vraag