K4d 6.3 gramm

• Nederlands
• Middelbare school

K4d - vrij 13 sep

- Twee zinnen ontleden (klassikaal).

- Werk aan deze LessonUp en aan de werkbladen!

P.s. Bij de toets mag je het stappenplan niet gebruiken!

WOORDSOORTEN

LW = lidwoord = de/het/een

ZN = zelfstandig naamwoord = mens, dier, plant, ding en namen

BN = bijvoeglijk naamwoord = zegt iets over ZN

WW = werkwoord = geeft aan wat iets of ieman doet

VZ = voorzetsel =  een 'kooi'-woord

TW = telwoord = geeft aan hoeveel of de hoeveelste

PSV = persoonlijk voornaamwoord = staat op de plek van een 

naam of persoon (ik, mij, me. jij, jou, jullie, zij, hij)

BZV = bezittelijk voornaamwoord = geeft aan van wie iets is (mijn, jouw, haar, zijn, hun)

De grote HOND is weggelopen.

1. LW
2. ZN
3. WW
4. BN

DE grote hond is weggelopen.

1. LW
2. ZN
3. WW
4. BN

De GROTE hond is weggelopen.

1. LW
2. ZN
3. WW
4. BN

ZIJ geven hun leraar een applaus.

1. PSV (persoonlijk voornaamwoord)
2. BZV (bezittelijk voornaamwoord)

HUN auto is gestolen.

1. PSV (persoonlijk voornaamwoord)
2. BZV (bezittelijk voornaamwoord)

Zij heeft HAAR kleren gestreken.

1. PSV (persoonlijk voornaamwoord)
2. BZV (bezittelijk voornaamwoord)

Wanneer ALS en wanneer DAN?

ALS gebruik je bij een vergelijking:

Hij is net zo groot ALS ik.

Zij is even slim ALS de rest.

DAN gebruik je bij een vergrotende trap:
Hij is groter DAN ik.

Zij is slimmer DAN de rest.

https:

https:

Ga naar de site van Talent

Ga naar 6.3 en maak:

- oefening 1 t/m 7 (over woordsoorten)

- oefening 8 t/m 14 (over jou/jouw of als/dan)

- en opdracht 15