les 2 4.5 beeldspraak en 5.3 NG herhalen

les 2 4.5 beeldspraak en 5.3 NG herhalen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

les 2 4.5 beeldspraak en 5.3 NG herhalen

Slide 1 - Tekstslide

Welkom h2b! Start met lezen
Planning
Startopdracht
Doel herhalen NG, 
huiswerk bespreken.
 En herhalen beeldspraak
huiswerk bespreken.
Opdrachten maken
Afsluiting 
Leg je lesboek, laptop (dicht) en huiswerk open klaar. 
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Opening Jesaja 41:17-20
Dorst is hier: smachten naar de Heer. Vergelijk het met Ps.42:2 
"Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!"
God is een gevende God! "

vs.20: ZIEN en BESEFFEN, BEGRIJPEN en ERKENNEN. 
Het gaat erom dat de gave ons leidt tot bewondering van De Gever. 

Slide 3 - Tekstslide

startopdracht
< Ga na of je zelf nog meer van dit soort voorbeelden kunt bedenken.
> Teken het met beelden i.p.v. woorden.
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
herhaling
  1. Uit welke twee delen bestaat het NG ?
  2. Wat is er aan de hand met het OW in een NG ? 
  3. Welke vraag stel je m.b.t. het NG? 
  4. Hoe noteer je het NG? 


1. Werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel 
2. Ís iets (blijkt iets, schijnt iets, lijkt iets, e.d.) 
3. Wat + pv + ow + overige ww.?= nwdeel 
4. pv [nwd] overige ww

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan NG
NG-vraag: Wat + pv + ow + overige ww ? = nw-deel
ww-deel
NG = pv + [nw-deel] + overige ww

Zij is een reus van een vrouw geworden. 

Slide 6 - Tekstslide

hw opdracht 3 + stencil bespreken



+ Stencil: onderstreep het 
naamwoordelijk gezegde!

timer
5:00
Opdracht 3
a ng = lijken [gevaarlijk] te zijn.
b ng = werd [een grote hit]
c ng = bleef [beleefd]
d ng = schijnt [heel aardig] te zijn
e ng = zal [het snelste] blijken
f ng = is [een drukte van jewelste]

Slide 7 - Tekstslide

3 vormen van beeldspraak

  • Vergelijking: het object (de werkelijkheid) wordt vergeleken met een subject (een beeld)
        Zijn hoofd lijkt wel een luchtballon

  • Metafoor: het object wordt vervangen door een subject/beeld
        Die reus van een vrouw past niet door het poortje. 

  • Personificatie: menselijke eigenschappen toekennen aan niet levende dingen 
        Het beeldscherm staart mij aan

Slide 8 - Tekstslide

hw opdracht 1 bespreken
1 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
zo rood als een kreeft, zo trots als een pauw, zo groen als gras, zo nijdig als een spin, zo vlug als water, zo bang als een wezel, zo slap als een vaatdoek, zo fris als een hoentje, zo eerlijk als goud, zo hard als een steen
2 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
de kat klaagt; de koe lacht; het muisje fluistert
3 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
de pen valt aan; mijn geodriehoek huilt; het gummetje huppelt




timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
Zie stencil Quizizz "oefenen met beeldspraak"

(en evt. met de 10 Quizvragen op Lessonupapp>>)

Slide 10 - Tekstslide

Bij een vergelijking heb je....
A
een object en een beeld
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vergelijking in:
Zo fris als een.....
A
kipje
B
vis in het water
C
hoentje

Slide 12 - Quizvraag

Zo doof als een...
A
kabouter
B
spin
C
mol
D
kwartel

Slide 13 - Quizvraag

Hij? pas op! hij steelt als een....
A
vogel
B
hond
C
kat
D
raaf

Slide 14 - Quizvraag

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS

Slide 15 - Quizvraag

Hij verhuist naar een paradijs.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 16 - Quizvraag

Met lood in zijn schoenen begon hij de wedstrijd.
A
personificatie
B
metafoor
C
vergelijking

Slide 17 - Quizvraag

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 18 - Quizvraag

Het leven is een feest. Je moet alleen zelf de slingers ophangen.
A
zin 1 vergelijking zin 2 metafoor
B
personificatie
C
metafoor
D
vergelijking

Slide 19 - Quizvraag

De samenleving is ziek.
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 20 - Quizvraag

Aan het werk

Maken opdracht 5 blz. 211

Maken opdracht 2 blz. 98



timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting

  • Teken een of meerdere  metaforen
uit het gedicht. 
  • Welk gezegde zit in het gedicht: wg of ng?
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Doel behaald?

  • Ik weet wat de functie van beeldspraak is.
  • Ik kan een vergelijking, een metafoor en een personificatie  herkennen. 
  • Ik weet het NG te vinden in een zin.

Volgende les
Instructie 4.6 en 5.5

Afsluiting

Huiswerk leren
  • Het vinden van de NG; 
blz. 210 (voor SO)
inleveren boekopdracht: 
20 maart

Slide 23 - Tekstslide

Voorlezen
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide