Engels Unit 1
1 / 15
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Blouse
A
Overhemd
B
Shirt
C
Bloes
D
laarzen
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent: to show?
Slide 3 - Open vraag
Boots
A
Kleren
B
Schoenen
C
Jas
D
Laarzen
Slide 4 - Quizvraag
Straight hair
A
Krullend haar
B
Steil haar
C
Blond haar
D
Bruin haar
Slide 5 - Quizvraag
Earrings
A
Oorbellen
B
Kleren
C
Brillen
D
Roze
Slide 6 - Quizvraag
Jeans
A
Broek
B
Spijkerbroek
C
Rok
D
Sokken
Slide 7 - Quizvraag
a plump person
A
een lang persoon
B
een klein persoon
C
een stevig persoon
D
een dun persoon
Slide 8 - Quizvraag
Beautiful
A
Mooi
B
Geweldig
C
Bril
D
Kleren
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent trousers?
Slide 10 - Open vraag
Purple
A
Roze
B
Wit
C
Blauw
D
Paars
Slide 11 - Quizvraag
Skirt
A
Trui
B
Jurk
C
Rok
D
Broek
Slide 12 - Quizvraag
To dress
A
Jurk
B
Beschrijven van iets
C
Aankleden
D
Winkelen
Slide 13 - Quizvraag
To wear
A
Dragen van kleding
B
Aankleden
C
De weg vragen
D
Winkelen
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent a pair of shoes?
