Hormoonstelsel

Hormoonstelsel
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hormoonstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

  • Even opfrissen 6.1 hormonen
  • Lesstof 6.2 hypofyse
  • Maken verwerkingsvragen 20 t/m 23
  • Bespreken verwerkingsvragen 11 t/m 23
  • Oefentoets ademhaling, nieren, urinewegen (QUIZ)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
De student kan door het maken van deze les: 

  • Het verschil tussen directe en indirecte hormonen benoemen.
  • Benoemen wat endocriene en endo-exocriene klieren zijn
  • Benoemen wat weefselhormonen zijn
  • Benoemen waar de hypofyse zich bevindt 
  • Benoemen uit welke onderdelen de hypofyse bestaat en welke hormonen dit deel aanmaakt

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn 'directe hormonen'?
Weet je een voorbeeld?

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn 'indirecte hormonen'?
Weet je een voorbeeld?

Slide 5 - Open vraag

Hoe worden indirecte hormonen ook wel genoemd?
A
Increten
B
Glandotrope hormonen

Slide 6 - Quizvraag

Welke soorten klieren ken je?

Slide 7 - Woordweb

Exocriene klieren
  • Produceren geen hormonen
  • Verlaten de klier via een afvoerbuis
  • Voorbeeld: speekselklier

Slide 8 - Tekstslide

Endocriene klieren
  • Produceren alleen hormonen
  • Hormonen worden rechtstreeks afgegeven aan het bloed
  • Voorbeeld: schildklier, hypofyse, bijnieren

Slide 9 - Tekstslide

Endo-exocriene klieren
  • Produceren hormonen en andere stoffen
  • Hormonen worden rechtstreeks afgegeven aan het bloed
  • Andere stoffen verlaten de klier via een afvoerbuis
  • Voorbeeld: geslachtsklieren

Slide 10 - Tekstslide


Slide 11 - Open vraag


Slide 12 - Open vraag

Exocriene klieren
Endocriene klieren
Endo-exocriene klieren
Produceren geen hormonen maar andere stoffen.
Produceren hormonen en andere stoffen.
Produceren alleen hormonen en hebben geen afvoerbuis.

Slide 13 - Sleepvraag

Wat zijn weefselhormonen?
Welke ken je?

Slide 14 - Woordweb

Weefselhormonen
  • Worden aangemaakt in weefsels i.p.v. klieren
  • Ontstaan door een prikkeling van zenuwen in de huid
  • Verwijden de bloedvaten
  • Histamine & Acetylcholine

Slide 15 - Tekstslide

Histamine zorgt voor?
A
Vlekkerige roodheid
B
Egale roodheid

Slide 16 - Quizvraag

Hypofyse
  • Aanhangsel in de hersenen zo groot als een erwt. 
  • Hormonen aangemaakt door de hypofyse = Hypofysaire hormonen.
  • Ligt in een uitholling in het midden van het wiggebeen: het Turks zadel.
  • Voorkwab (klierweefsel), middenkwab (weinig ontwikkeld), achterkwab (zenuwweefsel).
  • De voorkwab is het belangrijkste deel van de hypofyse,
    hier worden veel hormonen aangemaakt.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
  • Verwerkingsvragen maken 20 t/m 22
  • Vragen bespreken 11 t/m 22
  • Start quiz 13.45

Slide 19 - Tekstslide

Schildklier
  • Vlindervormige hormoonklier, bevindt zich net boven het kuiltje in je hals. 
  • Aanmaak Thyroxine (T4) heeft invloed op: Stofwisseling in de cellen, geestelijke ontwikkeling, beenvorming en groei. 
  • Voor de aanmaak van T4 werkt de schilklier samen met de hypothalamus (regelcentrum in je hersenen) en de hypofyse.
  • Hypothalamus, maakt thyreotrope hormoon (TRH) aan. TRH stimuleert de hypofyse om thyroïd stimulerend hormoon (TSH)  aan te maken.
  • Hypofyse: Maakt thyroïd stimulerend hormoon  (TSH) aan. Dit hormoon zet de schilklier aan om T4 aan te maken. 
  • Schildklier: maakt onder andere Thyroxine (T4) aan en dit wordt afgegeven aan alle weefsels, cellen en de bloedbaan.

Slide 20 - Tekstslide

Te snel/traag werkende schildklier
Hyperthyreoïdie = Te snel werkende schildklier. De schilklier maakt te veel Thyroxine (T4) aan, hierdoor wordt de stofwisseling versneld. 
Klachten: Vermagering, overdreven werkdrang, nervositeit, versnelde hartslag, slapeloosheid.

Hypothyreoïdie = Te traag werkende schildklier een tekort aan Thyroxine (T4), zorgt voor een trage stofwisseling. 
Klachten: dikker worden, lusteloosheid, langzame motoriek, vertraagde hartslag, vermoeidheid, verminderde zweetafscheiding, oedeem. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Bijschildklieren
Pal naast de schildklier liggen 4 bijschildkliertjes: de parathyreoïden (zijn iets groter dan een rijstkorrel). Ze maken Parathyreoïdhormoon (PTH) aan. 

Samen met vitamine D regelt het PTH de calcium/fosfaathuishouding van het lichaam. PTH zorgt ervoor dat calcium uit de darmen wordt opgenomen in het bloed en dat nieren fosfaat uitscheiden. 

Slide 23 - Tekstslide

Bijnieren
  • Twee kleine organen die op de nieren liggen. 
  • Bestaan uit twee delen het merg binnenin en de schors aan de buitenkant. 
  • Om de bijnieren heen ligt het bijnierkapsel en een bescherm laag van vetweefsel. 
  • Bijnierschors: maakt hormonen aan die corticosteroïden/corticoïden noemen.  Aanmaak wordt gestimuleerd door het glandotrope Adrenocorticotroop hormoon (ACTH) uit de hypofyse voorkwab. 
  • 3 soorten corticoïden: 
  1. Mineraalcorticoïden: beïnvloed de mineraalhuishouding. Aldoston zorgt ervoor dat de nieren minder zout uit scheiden, regelt indirect de bloeddruk. 
  2. Glucocorticoïden:  glucosestofwisseling. Cortisol zorgt ervoor dat bepaalde eiwitten in spieren worden afgebroken waardoor er aminozuren vrij komen. Cortisol zet aminozuren om in glucose. Cortisol speelt ook een rol in het afweersysteem. Het heeft een remmende invloed op ontstekingsverschijnselen en allergische reacties.
  3. Geslachtscorticoïden: de androgene (mannelijke) en oestrogene (vrouwelijke) corticoïden. Hebben dezelfde werking als de geslachtshormonen die zich in de geslachtsorganen vormen. Na de overgang produceren de eierstokken geen oestrogenen meer. De bijnieren blijven wel mannelijke en vrouwelijke hormonen aanmaken. 

Slide 24 - Tekstslide

Bijnieren
  • Bijniermerg worden de hormonen adrenaline en noradrenaline gemaakt. Ook wel vlecht- of vluchthormonen genoemd.
  • Bij emoties zoals angst, opwinding, spanning of blijdschap komt adrenaline vrij. 
  • Adrenaline zorgt ervoor dat de pupillen wijder worden en de spiertonus wordt verhoogd. De bloedvaten van de spijsverteringsorganen vernauwen omdat deze organen even geen extra zuurstof nodig hebben. 
  • Noradrenaline ondersteunt de werking van adrenaline. 
  • Noradrenaline heeft een vaatvernauwende werking op de bloedvaten in de huid. Teveel aan noradrenaline kan leiden tot prikkelbaarheid of woede-uitbarsting. Te weinig noradrenaline zorgt voor lusteloosheid en neerslachtigheid. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn endocriene klieren?
A
Produceren geen hormonen, hebben een afvoerbuis
B
Produceren hormonen en hebben geen afvoerbuis
C
Produceren hormonen en andere stoffen en hebben een afvoerbuis.

Slide 26 - Quizvraag

Histamine veroorzaakt?
A
Vlekkerige roodheid aan het huidoppervlak
B
Egale roodheid

Slide 27 - Quizvraag

Deze hormoonklier ligt in het Turks zadel.
A
Hypofyse
B
Schildklier
C
Bijnieren

Slide 28 - Quizvraag

Thyroxine wordt geproduceerd door
A
Bijnieren
B
Hypofyse
C
Schildklier

Slide 29 - Quizvraag

Welke verandering van het lichaam kan plaatsvinden bij een hyperfunctie van de schildklier
A
Verlaagde lichaamstemperatuur
B
Vermindering van gewicht
C
Toename van gewicht

Slide 30 - Quizvraag

Noradrenaline wordt onder ander geproduceerd door
A
Het niermerg
B
Het bijniermerg
C
Het bijnierschors

Slide 31 - Quizvraag

Belangrijkste endo-exocriene klieren:
  • Alvleesklier
  • Geslachtsklieren 

Slide 32 - Tekstslide

Alvleesklier(Pancreas)
  • Ook wel pancreas of buikspeekselklier genoemd.
  • Ligt in de buikholte links onder de lever en achter de maag.
  • Produceert en vervoert alvleessap via een buis naar de twaalfvingerige darm. Enzymen uit het alvleessap worden hier gebruikt voor vertering van voeding. 
  • Maakt insuline en  glucagon aan. Dit wordt gedaan door cellen die in groepjes bij elkaar liggen: De eilandjes van Langerhans
  • Insuline en glucagon hebben invloed op de koolhydraatstofwisseling. Bij een hoge suikerspiegel wordt  Insuline  aangemaakt dit  zorgt ervoor dat de cellen glucose kunnen opnemen en verbranden en zet het teveel aan glucose om in glycogeen (reservevoorraad opgeslagen in de lever en spieren). Hierdoor daalt de suikerspiegel in het bloed. Als de suikerspiegel te laag wordt maakt de alvleesklier glucagon aan. Dit hormoon geeft een seintje om de opgeslagen glycogeen om te zetten in glucose, wat weer verbrand kan worden door het lichaam.
  • Insuline  Zorgt bij een hoge suikerspiegel voor daling van de suikerspiegel.
  • Glucagon zorgt bij een lage suikerspiegel voor dat de suikerspiegel stijgt. 

Slide 33 - Tekstslide

Geslachtsklieren (Gonaden)
  • Maken hormonen en geslachtscellen aan.
  • Proces start in de hypofyse die het follikelstimulerend hormoon (FSH) en het luteïniserend hormoon (LH) aanmaakt. 
  • FSH en LH zorgen ervoor dat de vrouwelijke geslachtsklieren de geslachtshormonen progesteron en oestrogeen aanmaken. FSH zorgt voor de rijping van de eicel. LH zorgt voor de eisprong. 
  • FSH en LH stimuleren bij mannen de aanmaak van het geslachtshormoon testosteron. FSH zorgt voor aanmaak en rijping van zaadcellen in de testikels.

Slide 34 - Tekstslide

Vrouwelijke geslachtsorganen
  • Vrouwelijke geslachtsklieren bevinden zich in de eierstokken (ovaria). 
  • Eierstokken produceren de geslachtshormonen oestrogeen en progesteron. Deze hormonen zijn samen verantwoordelijk voor de menstruatiecyclus.
  • Oestrogeen heeft invloed op de ontspanning van glad spierweefsel. 
  • Progesteron heeft invloed op het gladde spierweefsel en bloedvaten. Het veroorzaakt een verhoogde spanning waardoor je hoofdpijn, gezwollen borsten en buikpijn krijgt. 
  • Menstruele cycles start in de hypofyse die FSH en LH aanmaakt. Onder invloed van FSH rijpt er een eicel in de eierstokken. Er groeit een vochtblaasje (follikel)  om de eicel heen. Onder invloed van LH barst de rijpe eicel uit de follikel en komt  in de eileider terecht =ovulatie (eisprong). Het resterende omhulsel van de follikel vormt om tot het gele lichaam.  Dit maakt progesteron aan dat zorgt voor de groei van het baarmoederslijmvlies, Als er geen bevruchting plaatsvind lost de onbevruchte eicel op. Het gele lichaam stopt met de productie van progesteron. Hierdoor stoot het lichaam het baarmoederslijmvlies uit. Hierbij scheuren wat kleine bloedvaten open, dit is de menstruatie.  Dit vind ongeveer 14 dagen na de ovulatie plaats.
  • Zwangerschap:  wanneer er bevruchting met een zaadcel plaatsvindt, gaat de samengesmolten cel zich delen. Na een paar dagen beweegt de bevruchte eicel door de eileider naar de baarmoeder, waar het zich kan innestelen in het verdikte baarmoederslijmvlies.
  • Vrouwelijke geslachtsklieren bevinden zich in de eierstokken (ovaria).
  • Eierstokken produceren de geslachtshormonen oestrogeen en progesteron. Deze hormonen zijn samen verantwoordelijk voor de menstruatiecyclus.
  • Oestrogeen heeft invloed op de ontspanning van glad spierweefsel.
  • Progesteron heeft invloed op het gladde spierweefsel en bloedvaten. Het veroorzaakt een verhoogde spanning waardoor je hoofdpijn, gezwollen borsten en buikpijn krijgt.
  • Menstruele cycles start in de hypofyse die FSH en LH aanmaakt. Onder invloed van FSH rijpt er een eicel in de eierstokken. Er groeit een vochtblaasje (follikel) om de eicel heen. Onder invloed van LH barst de rijpe eicel uit de follikel en komt in de eileider terecht =ovulatie (eisprong). Het resterende omhulsel van de follikel vormt om tot het gele lichaam. Dit maakt progesteron aan dat zorgt voor de groei van het baarmoederslijmvlies, Als er geen bevruchting plaatsvind lost de onbevruchte eicel op. Het gele lichaam stopt met de productie van progesteron. Hierdoor stoot het lichaam het baarmoederslijmvlies uit. Hierbij scheuren wat kleine bloedvaten open, dit is de menstruatie. Dit vind ongeveer 14 dagen na de ovulatie plaats.
Vrouwelijke geslachtshormonen

Slide 35 - Tekstslide

  • Zwangerschap: wanneer er bevruchting met een zaadcel plaatsvindt, gaat de samengesmolten cel zich delen. Na een paar dagen beweegt de bevruchte eicel door de eileider naar de baarmoeder, waar het zich kan innestelen in het verdikte baarmoederslijmvlies.
  • Het gele lichaam blijft na de bevruchting progesteron aanmaken. Progesteron geeft een seintje aan de hypofyse, waardoor er geen nieuwe eicellen rijpen en zorgt ervoor dat de baarmoederwand verdikt blijft. Hierdoor kan de baarmoeder de embryo vasthouden.
  • Op de plek waar de bevruchte eicel zich nestelt groeit de placenta (moederkoek). Zorgt voor zuurstof en voedingstoffen voor de embryo. 
  • De placenta maakt belangrijke hormonen aan: Progesteron zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies in stand blijft en de baarmoeder samentrekt.  Oestrogeen zorgt ervoor dat de eierstokken niet actief zijn en dat de baarmoeder sterker wordt. Humaan placentair lactogeen hormoon (HPL) zorgt ervoor dat het lichaamsvreemde deel van de embryo niet wordt afgestoten. Zwangerschapshormoon humaan choriongonadotrofine (hCG) stimuleert de groei van de embryo.

  • Overgang: periode waarin de vrouw onvruchtbaar wordt. Eierstokken produceren minder oestrogeen en de menstruatie wordt onregelmatig en houdt uiteindelijk op. Laatste menstruatie = Menopauze meestal rond vijftigste jaar.  

Slide 36 - Tekstslide

Mannelijke geslachtsorganen 
  • Mannelijke geslachtsklieren bevinden zich in de testikels 
  • Testikels produceren zaadcellen. 
  • Zaadcellen verzamelen en rijpen in de bijballen.
  • Via de zaadleiders worden de zaadcellen naar de zaadblaasjes vervoerd.
  • In de zaadblaasjes wordt spermavocht aangemaakt.
  • In de prostaat wordt prostaatvocht aangemaakt.
  • Samen vormen deze stoffen sperma,. 
  • Zwellichaam zorgt voor stijf worden van de penis en de man een orgasme krijgt.
  • Sperma verlaat het lichaam via de urinebuis.

Slide 37 - Tekstslide

Mannelijke geslachtshormonen = Androgenen.
  • Testikels maken onder invloed van LH en FSH ook mannelijke geslachtshormonen aan.  
  • Mannelijke geslachtshormonen zijn nodig voor het ontwikkelen van de mannelijke geslachtsorganen.
  • Vrouwen maken ook een klein beetje androgenen aan in de eierstokken = ovariële androgenen.
  • Bijnierschors maakt bij mannen en vrouwen adrenale androgenen aan.
  • Dihydrotestosteron (DHT) = krachtigste mannelijke hormoon. Heeft invloed op de ontwikkeling van de mannelijke geslachtsorganen, lichaamsbeharing en libido. DHT remt de haargroei op het hoofd, daarom worden mannen kaal als ze ouder worden. 
  • DHT wordt gemaakt door omzetting van testosteron. Voor deze omzetting is het enzym 5-alfa-reductase. Dit enzym wordt bij mannen in het weefsel van geslachtsorganen gemaakt. 
  • Overgang: Aanmaak testosteron neemt geleidelijk af als je ouder wordt. Andropauze of penopauze. 

Slide 38 - Tekstslide

De hormonen die de bloedsuikerspiegel verlagen en verhogen zijn
A
Cortisol en adrenaline
B
Glucagon en insuline
C
Insuline en adrenaline

Slide 39 - Quizvraag

Welke hormonen beïnvloeden de ontwikkeling van de borsten bij vrouwen
A
Androgenen
B
Groeihormonen
C
Oestrogenen

Slide 40 - Quizvraag

Welke hormonen worden ook wel vlucht/vechthormonen genoemd?
A
Adrenaline en noradrenaline
B
Insuline en adrenaline
C
Insuline en glucagon

Slide 41 - Quizvraag

Waar liggen de eilandjes van Langerhans?
A
Alvleesklier
B
Bijnieren
C
Schildklier

Slide 42 - Quizvraag

Welk hormoon veroorzaakt hoofpijn, gezwollen spieren en buikpijn bij de menstruatie?
A
Oestrogeen
B
Progesteron
C
Follikelstimulerend hormoon

Slide 43 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt voor een stijging van de suikerspiegel?
A
Glucagon
B
Insuline
C
Glucose

Slide 44 - Quizvraag

Afsluiting
Zijn er nog vragen??

Hebben jullie de leerdoelen behaald? 
  • De functie van het hormoonstelsel benoemen.
  • Het verschil tussen directe en indirecte hormonen benoemen.
  • Benoemen welke hormoonklieren tot de belangrijkste endocriene en endo-exocriene klieren behoren.

Volgende les: Zenuwstelsel. 
Voorbereiding: Lezen Hoofdstuk 7 & maken beautylevel zenuwstelsel

Slide 45 - Tekstslide