Present Simple vs Present Continuous

Present Simple and Present Continuous
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present Simple and Present Continuous

Slide 1 - Tekstslide

Present Simple and Present Continuous
In de tegenwoordige tijd maken we een onderscheid tussen de present simple (SHIT-regel) en de present continous (-ing).

Er zit verschil in wanneer je welke moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 4 - Open vraag

Present Simple
De present simple is beter bekend als de SHIT-regel.
Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig voorkomen.

SHIT-regel
SHE, HE en IT krijgen een -s na het hele werkwoord.

I work in the garden every Saturday.
We run faster.
He works in the garden every Saturday.
She runs faster.

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple
De SHIT-regel geldt niet alleen bij SHE, HE en IT.
De regel geldt ook als het gaat over:
  • 1 persoon (Bob, Jane, my father, etc.)
  • 1 dier (dog, cat, fish, cow, etc.)
  • 1 ding (chair, table, computer, book, etc.)

Bijvoorbeeld:
My father works at a construction company.
The dog sleeps a lot.
The computer works fine.

Slide 6 - Tekstslide

1/6 Kies de juiste vorm:

He [ ... ] fast.
A
run
B
runs

Slide 7 - Quizvraag

2/6 Kies de juiste vorm:

We [ ... ] in the garden.
A
work
B
works

Slide 8 - Quizvraag

3/6 Kies de juiste vorm:

Nathan [ ... ] really nice.
A
looks
B
look

Slide 9 - Quizvraag

4/6 Kies de juiste vorm:

My parents [ ... ] me.
A
love
B
loves

Slide 10 - Quizvraag

5/6 Kies de juiste vorm:

The cats [ ... ] in the garden.
A
play
B
plays

Slide 11 - Quizvraag

6/6 Kies de juiste vorm:

The sun [ ... ] every day.
A
shine
B
shines

Slide 12 - Quizvraag

Present Continuous

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present continuous?

Slide 14 - Open vraag

Present Continuous
De present continuous gebruik je voor dingen die NU bezig zijn.
Tip: in het Nederlands gebruik je vaak "aan het..."

Je maakt de present continuous met:
am, is, are + hele werkwoord + ing

Bijvoorbeeld: She is working in the garden right now.

Slide 15 - Tekstslide

Present Continuous
Hoe weet je wanneer je de present continuous moet gebruiken?

Let op signaalwoorden in de zin:
  • (right) now
  • at the moment
  • currently

Slide 16 - Tekstslide

Present Continuous
LET OP 1:
Soms verandert de spelling van een woord.
Als een woord eindigt op één -e, dan gaat de -e eraf.
love -> loving, use -> using, have -> having

MAAR: 
see -> seeing
be -> being

Slide 17 - Tekstslide

Present Continuous
LET OP 2:
Bij werkwoorden van één lettergreep met een korte klinker (a,e,o,u,i) verdubbelt de laatste medeklinker.

chat -> chatting, put -> putting

Slide 18 - Tekstslide

1/9 Geef de juiste vorm:

John [ ... ] a book right now.
A
reads
B
am reading
C
is reading
D
are reading

Slide 19 - Quizvraag

2/9 Geef de juiste vorm:

Jack and Peter [ ... ] late today.
A
work
B
am working
C
is working
D
are working

Slide 20 - Quizvraag

3/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

Sylvia [to listen] to music.

Slide 21 - Open vraag

4/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

I [to look] for my glasses.

Slide 22 - Open vraag

5/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

Maxwell [to sleep] on the sofa.

Slide 23 - Open vraag

6/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

I [to eat] my dinner right now.

Slide 24 - Open vraag

7/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

My sister [to learn] Spanish.

Slide 25 - Open vraag

8/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

I [to work] at the hair salon until September.

Slide 26 - Open vraag

9/9 Geef de juiste vorm van de present continuous.

John [to play] with Karin.

Slide 27 - Open vraag

Present Simple vs. Present Continuous

Slide 28 - Tekstslide

Present Simple vs. Present Continuous
Present Simple / SHIT-regel

Wanneer?         feiten, gewoontes, regelmaat
Hoe?                    bij HE, SHE, IT en als het gaat over ÉÉN pers., dier, ding: ww + s

Present Continuous

Wanneer?           nu bezig
Hoe?                     am/is/are + ww + ing

Slide 29 - Tekstslide

Present Simple vs. Present Continuous
We gaan ze nu door elkaar oefenen.

Let goed op de SIGNAALWOORDEN!

Slide 30 - Tekstslide

1/10 Present simple of continuous:

He [ ... ] a bath right now.
A
has
B
is having

Slide 31 - Quizvraag

2/10 Present simple of continuous:

He [ ... ] his bed every day.
A
makes
B
is making

Slide 32 - Quizvraag

3/10 Present simple of continuous:

Look! She [ ... ] him.
A
kisses
B
is kissing

Slide 33 - Quizvraag

4/10 Present simple of continuous:
Susan [ ... ] her homework in the weekends.
A
does
B
is doing

Slide 34 - Quizvraag

5/10 Present simple of continuous:

Hurry up! I [ ... ] for you.
A
wait
B
am waiting

Slide 35 - Quizvraag

6/10 Present simple of continuous:
Alec [ ... ] a book before he goes to sleep every night.
A
reads
B
is reading

Slide 36 - Quizvraag

7/10 Present simple of continuous:

Carl is in bed. He [ ... ] .
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 37 - Quizvraag

8/10 Present simple of continuous:

Be quiet! Father [ ... ] the newspaper.
A
reads
B
is reading

Slide 38 - Quizvraag

9/10 Present simple of continuous:
Every year they [ ... ] on holiday to Spain.
A
go
B
are going

Slide 39 - Quizvraag

10/10 Present simple of continuous:

I [ ... ] to the library once a week.
A
go
B
am going

Slide 40 - Quizvraag

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 41 - Tekstslide