Bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Karel kijkt televisie. ..... kijkt televisie.
A
Hij
B
Zij
C
Jullie

Slide 2 - Quizvraag

Sara en ik lopen buiten. ..... lopen buiten.
A
Jullie
B
Wij
C
Zij

Slide 3 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden
Ik, jij, u, hij, zij, jullie, wij

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord. 

Dit is mijn tas.
Dit is jouw tas.

Slide 5 - Tekstslide

Ik = mijn                                                 Ik houd van mijn werk. 
Jij = jouw
U = uw
Zij = haar
Hij = zijn                                                  Hij rijdt in zijn nieuwe auto.
Wij = ons/onze 
Jullie = Jullie
Zij - hun                                                Zij houden van hun kinderen.

Slide 6 - Tekstslide

Ons/onze
Het- woord = ons
De-woord = onze

Het huis = ons huis    Hoe vind je ons huis?
De auto = onze auto   Onze auto rijdt goed. 

Slide 7 - Tekstslide

Ik heb een boek. Dat is ..... boek.
A
jouw
B
zijn
C
mijn

Slide 8 - Quizvraag

Hij heeft een fiets. Dat is ..... fiets.
A
zijn
B
haar
C
onze

Slide 9 - Quizvraag

Wij hebben een auto. Dat is .... auto.
A
ons
B
onze
C
mijn
D
jouw

Slide 10 - Quizvraag

Sara heeft ...... tas verloren.
A
haar
B
zijn
C
jullie

Slide 11 - Quizvraag

Voorzetsels
Op, naast, van, achter, met

Slide 12 - Tekstslide

Is dat boek van jou?

Die pen is van mij.

Slide 13 - Tekstslide

Dit is ...... boek.
A
mij
B
mijn

Slide 14 - Quizvraag

Het boek is van....
A
mij
B
mijn

Slide 15 - Quizvraag