3hv Grammatica zinsdelen H6 Ambiguïteit

Om mee te beginnen:
In duo's (5 minuten) 

Opdracht: analyseer de eerste vers en het refrein.  

- Welke betekenissen kun je geven aan 'neerkomt'?
- Markeer andere woorden of woordgroepen met een dubbele betekenis. Leg ook uit welke betekenissen ze hebben. 
- Herken je vormen van beeldspraak? Markeer de zin of de woordgroep en benoem om welke vorm van beeldspraak het gaat. 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Om mee te beginnen:
In duo's (5 minuten) 

Opdracht: analyseer de eerste vers en het refrein.  

- Welke betekenissen kun je geven aan 'neerkomt'?
- Markeer andere woorden of woordgroepen met een dubbele betekenis. Leg ook uit welke betekenissen ze hebben. 
- Herken je vormen van beeldspraak? Markeer de zin of de woordgroep en benoem om welke vorm van beeldspraak het gaat. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hen of hun?
Hen bij: 
1. Lijdend voorwerp (Ik zie hen vaak). 
2. Na een voorzetsel (Voor hen deed ik mijn best). 
3. ....

Hun bij: 
1. Meewerkend voorwerp zonder voorzetsel (ik gaf hun mijn boek). 

Slide 3 - Tekstslide

Verwijzen met wat:
1. Dat(gene): dat(gene) wat hij gedaan heeft, vind ik niet leuk!
2. Onbepaald voornaamwoorden: alles, niets, het enige: Het enige wat ik niet leuk vind, is de toetsweek!
3. Overtreffende trap: Het allermooiste wat ik ooit heb gezien, ben jij....niet!
4. Naar een zin: Hij heeft mijn eten opgegeten, wat ik niet leuk vind!

Slide 4 - Tekstslide

H6 Ambiguïteit

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je kan ambiguïteit herkennen en verklaren.
  • Je kan ambigue zinnen verbeteren.

Slide 7 - Tekstslide

Ambiguïteit
Je kunt iets op twee manieren opvatten.


Slide 8 - Tekstslide

Ambiguïteit 
Ambiguïteit  = dubbelzinnigheid. Een zin heeft daardoor twee of meer betekenissen.
Dat kan tot onduidelijkheid voor de lezer leiden. Dat is soms gewenst (grappig, reclame of cabaret), maar vaak ook niet (zakelijke teksten).

Slide 9 - Tekstslide

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten door bijvoorbeeld):
1) gebruik van homoniem (woord met meerdere betekenissen)
2) woordgroep met meerdere betekenissen
3) Redekundig ontleden
4) onduidelijke verwijzing

Slide 10 - Tekstslide

1. homoniem (woord met meerdere betekenissen)
De taxichauffeur zette zijn klanten af.
Hier kan afzetten betekenen 'afleveren', maar ook 'te veel laten betalen'.

Ik loop naar de bank. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

2. Woordgroep (met meerdere betekenissen)
Jeroen bekijkt de nieuwste tekening van zijn zoon. Dat kan betekenen:
  • De nieuwste tekening waarvan zijn zoon de eigenaar is (zijn bezit).
  • De nieuwste tekening waarop zijn zoon staat afgebeeld.
  • De nieuwste tekening die zijn zoon gemaakt heeft.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

3. Ontleden (op verschillende manieren ontleden met verschillende betekenissen)
Ferdinand groette de man met de pet.

Twee mogelijkheden:
De man met de pet= lijdend voorwerp
anders gezegd: De man met de pet wordt gegroet door Ferdinand.

De man= lijdend voorwerp
met de pet= bijwoordelijke bepaling
Anders gezegd: Met de pet groette Ferdinand de man.

Slide 15 - Tekstslide


De man sloeg de hond met de stok.

Slide 16 - Tekstslide

4. Onduidelijke verwijzing
Peter ging op vakantie met een oud-collega en zijn vrouw.
             Het is niet duidelijk om wiens vrouw het gaat.

Kees sloeg Hans bij de bank, waarna hij wegliep.
            Wie is hij?
            Om welke bank gaat het?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is er dubbelzinnig aan de poster?

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag!
  • NN grammatica hoofdstuk 6: startopdracht, opdracht 1 en 2. 
  • Eerder klaar?


keuze 1
keuze 2
keuze 3
Kies zelf een rapnummer uit. Markeer de woorden/woordgroepen waarin ambiguïteit voorkomt en leg per voorbeeld uit om welke vorm van ambiguïteit het gaat.
Zoek vijf (korte) strips op waarin sprake is van ambiguïteit. Leg per voorbeeld uit om welke vorm van ambiguïteit het gaat. 
Zoek drie cabaretfragmenten op waarin sprake is van ambiguïteit. Leg per uitgekozen fragment uit om welke vorm van ambiguïteit het gaat.

Slide 20 - Tekstslide

Om welke vorm van ambiguïteit gaat het hier? 

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
  • NN grammatica hoofdstuk 6: startopdracht, opdracht 1 en 2. 
  • Keuzeopdracht.


keuze 1
keuze 2
keuze 3
Kies zelf een rapnummer uit. Markeer de woorden/woordgroepen waarin ambiguïteit voorkomt en leg per voorbeeld uit om welke vorm van ambiguïteit het gaat.
Zoek vijf (korte) strips op waarin sprake is van ambiguïteit. Leg per voorbeeld uit om welke vorm van ambiguïteit het gaat. 
Zoek drie cabaretfragmenten op waarin sprake is van ambiguïteit. Leg per uitgekozen fragment uit om welke vorm van ambiguïteit het gaat.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!
In duo's 

Opdracht: 
1. Kijk de antwoorden van H6 grammatica zinsdelen na. 
2. Schrijf bij opdracht twee per antwoord van welke soort ambiguïteit sprake is. Zie p. 194. 
3. Kijk de antwoorden van H3 grammatica zinsdelen na. 
4. Leg bij opdracht bij vijf zinnen uit waarom je juist met die woorden moet verwijzen. Zie p. 96. 

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
In duo's 

Opdracht: 
1. Maak van H2 spelling de startopdracht. 
2. Lees de theorie door. 
3. Maak opdracht 1 en 2. 

Slide 24 - Tekstslide