3.2.1 Waarvoor zou je sparen?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 2,3

Vandaag

1. Terugblik 3.1

2. Doornemen 3.2 t/m enkelvoudige rente

3. Zelfstandig werken

4. Afsluiting & huiswerk

H3 De bank en jouw geld

3.1 Hoe betaal je? 

3.2 Waarvoor zou je sparen?

3.3 Geld lenen kost geld! 

3.4 Nog meer bankzaken

Jassen uit, laptops op tafel,

Geen telefoons, geen oortjes

Log alvast in op Lessonup

Doelen vandaag

• Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven
• Je kunt het verschil tussen vrij opneembaar spaargeld en een spaardeposito uitleggen
• Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente 

Geld kan een ruilmiddel, spaarmiddel of rekenmiddel zijn.
Welke van deze geldfuncties herken je in het volgende geval?

Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon
€ 20 goedkoper is dan bij Bol.com.

1. Rekenmiddel
2. Spaarmiddel
3. Ruilmiddel
4. Gemiddeld

Als je een positief saldo hebt, dan heb je een ___ saldo op je rekening.

1. Debet
2. Credit
3. Groen
4. Rood

Wat is een indirecte ruil?

1. Het ruilen van goederen tegen diensten
2. Het ruilen van goederen tegen goederen
3. Het ruilen van goederen en diensten tegen een betaalmiddel
4. Het ruilen van diensten tegen goederen

Saldo is 85,25 debet. Uitgegaan in weekend: €70. Contributie betaald: € 15. Salaris ontvangen: €225. Cadeautje gekocht: €37,50. Nieuwe saldo?

Wettige betaalmiddelen: bankbiljetten en munten.

Geld dat mensen op hun betaalrekening hebben.

Drie manieren om geld te gebruiken.

Je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.

Je geeft met geld de waarde van producten aan.

Je geeft een deel van je inkomen niet uit om het later te gebruiken.

Opdracht #: Sleep de begrippen naar de juiste plaats.

...................

...................

...................

...................

...................

...................

chartaal geld

giraal geld

geldfuncties

ruilmiddel

rekenmiddel

spaarmiddel

Een directe ruil is een ruil d.m.v. geld.

1. Juist
2. Onjuist

spaarmotieven/ redenen om te sparen

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee
verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder
heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt
haar moeder.

Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?

Leerdoel 1

1. van sparen voor een doel en sparen voor de rente
2. van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
3. van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
4. van sparen voor een doel en sparen voor de rente

Rentepercentage

• Variabele rente  
• de bank kan het rentepercentage veranderen
• Vaste rente 
• het rentepercentage staat vast gedurende een afgesproken periode.

Spaarvormen

• Spaarrekening, geld is vrij opneembaar, variabele rente.

• Spaardeposito, geld staat voor langere tijd vast, vaste rente.
  

Bij welke rentevorm kan de rente veranderen?

1. Vaste rente
2. Variabele rente

Wat is een spaardeposito?

1. Een rekening waarop geld staat waar je altijd bij kan als je het nodig hebt.
2. Een rekening waarop het geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vaste rente.
3. Dit is een ander woord voor variabele rente.
4. Dit is een ander woord voor vaste rente.

Enkelvoudige rente:  rente ieder jaar over hetzelfde bedrag

Enkelvoudige rente

Enkelvoudige rente berekenen

Formule: Enkelvoudige rente = spaarbedrag : 100 x rentepercentage x jaren

Bereken de enkelvoudige rente.
€ 4 000 aan 1,3 % in 4 jaar

Bereken de enkelvoudige rente.
€ 4 000 aan 1,1% in 8 maanden

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel (enkelvoudige) rente ontvang je na 3 jaar?

1. € 54
2. € 54,65
3. € 1.554
4. € 1.554,65

Zelfstandig werken

Doen: Maken opgaven planning 3.2 online 

Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken

Klaar?: Lezen 3.2 vervolg samengesteld interest

Herhaling

Spaarmotieven

Soorten rente

Enkelvoudige intrest

Huiswerk volgende les

Maken: opgaven §3.2 t/m 7 online

Lezen: §3.2 volledig

Leren:

Overige: