In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid blok 2
Slide 1 - Tekstslide
Opdracht 2 p. 88 - 89
Slide 2 - Tekstslide
1. Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
Slide 3 - Open vraag
2. Waarom is/zijn deze alinea('s) de inleiding?
Slide 4 - Open vraag
3. Welke twee functiewoorden zijn van toepassing op alinea 1?
A
Aanleiding en stelling
B
Aanleiding en constatering
C
Stelling en constatering
D
Stelling en hypothese
Slide 5 - Quizvraag
4a. Noteer het signaalwoord en het verband tussen alinea 1 en 2.
Slide 6 - Open vraag
4b. Noteer het signaalwoord en het verband in alinea 3.
Slide 7 - Open vraag
4d. Noteer het signaalwoord en het verband tussen alinea 6 en 7.
Slide 8 - Open vraag
5. Wat is de functie van alinea 3, in aansluiting op alinea 2?
A
beoordeling
B
bewijs
C
nuancering
D
toepassing
Slide 9 - Quizvraag
6. Citeer een aankondigende signaalzin uit alinea 3.
Slide 10 - Open vraag
7. Op welke manier wordt alinea 6 verbonden met alinea 5?
A
Met herhaling
B
Met een signaalwoord
C
Een overgangszin met een verwijswoord
D
Met een signaalzin
Slide 11 - Quizvraag
8. Formuleer de hoofdgedachte in een zin van maximaal 25 woorden.
Slide 12 - Open vraag
9. Welke tekststructuur herken je in tekst 1?
A
Vroeger-en-nu-structuur
B
Voor-en-nadelenstructuur
C
Verschijnsel-en-verklaringstructuur
D
Bewering-en-argumentstructuur
Slide 13 - Quizvraag
10. Leg uit waarom het een bewering-en-argumentstructuur is. Verwijs naar de inhoud van de tekst.
Slide 14 - Open vraag
Opdr 4 p. 92 - 94
Slide 15 - Tekstslide
Functies van tekstgedeeltes (p.139-141)
Wat heeft de schrijver voor bedoeling met een bepaald tekstgedeelte?
Slide 16 - Tekstslide
De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft om de tekst te schrijven
A
Conclusie
B
Hypothese
C
Aanleiding
D
Oorzaak
Slide 17 - Quizvraag
Een voorlopige stelling die de schrijver in de rest van de tekst probeert te bewijzen.
A
Conclusie
B
Hypothese
C
Oorzaak
D
Vraagstelling
Slide 18 - Quizvraag
De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.
A
Constatering
B
Bewering
C
Verklaring
D
Toelichting
Slide 19 - Quizvraag
Hetgeen benoemen waardoor iets is ontstaan.
A
Oorzaak
B
Reden
C
Argument
D
Bewering
Slide 20 - Quizvraag
Lees de tekst op p. 92 -93
Let op welke verbanden je ziet.
Slide 21 - Tekstslide
Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding?
Slide 22 - Open vraag
Welke twee manieren van belangstelling gebruikt de schrijver in de inleiding?
Slide 23 - Open vraag
Wat is de functie van alinea 2?
A
Aanleiding
B
Oorzaak
C
Toelichting
D
Hypothese
Slide 24 - Quizvraag
Welk signaalwoord vind je tussen alinea 3 en 4?
Slide 25 - Open vraag
Welk verband geeft 'maar' aan?
A
Tegenstellend
B
Opsommend
C
Concluderend
D
Vergelijkend
Slide 26 - Quizvraag
Welk signaalwoord vind je tussen alinea 4 en 5?
Slide 27 - Open vraag
Welk verband geeft 'eenzelfde' aan?
A
Uitleggend
B
Voorwaardelijk
C
Concluderend
D
Vergelijkend
Slide 28 - Quizvraag
Welk signaalwoord vind je tussen alinea 6 en 7?
Slide 29 - Open vraag
Welk verband geeft 'zo' aan?
A
Chronologisch
B
Toelichtend
C
Uitleggend
D
Opsommend
Slide 30 - Quizvraag
Welk signaalwoord vind je tussen alinea 7 en 8?
Slide 31 - Open vraag
Welk verband geeft 'Hetzelfde' aan?
A
Opsommend
B
Vergelijkend
C
Toelichtend
D
Chronologisch
Slide 32 - Quizvraag
Welk signaalwoord vind je tussen alinea 9 en 10?
Slide 33 - Open vraag
Welk verband geeft 'en' aan?
A
Opsommend
B
Doel-middel
C
Samenvattend
D
Chronologisch
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de functie van alinea 5 in aansluiting op alinea 4?
A
Toelichting
B
Samenvatting
C
Gevolgen
D
Verklaring
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de functie van alinea 6?
A
Verklaring
B
Toelichting
C
Oorzaak
D
Gevolg
Slide 36 - Quizvraag
Citeer een zin uit alinea 9 of 10 die de functie van toekomstverwachting.
Slide 37 - Open vraag
Tot welke tekstsoort reken we deze tekst?
A
Een activerende tekst met betogende elementen
B
Een betogende tekst met beschouwende elementen
C
Een uiteenzettende tekst met betogende elementen
D
Een amuserende tekst met beschouwende elementen
Slide 38 - Quizvraag
Eindopdracht leesvaardigheid p. 100-102
Slide 39 - Tekstslide
Lees tekst 6 op p. 100 - 101
Ben je klaar, dan neem je de vragen alvast door.
Slide 40 - Tekstslide
Op welke manier wordt de eerste alinea van de tekst ingeleid?
A
Door het formuleren van een probleemstelling
B
Dor het geven van een verklaring voor de titel
C
Door het noemen van het belang voor de lezer van het onderwerp van de tekst
D
Door het vermelden van de aanleiding voor het schrijven van de tekst
Slide 41 - Quizvraag
'De publieke aandacht...volgende keer.' (regels 15-18). Welk(e) signaalwoord(en) geeft/geven in dit citaat een opsommend verband aan.
Slide 42 - Open vraag
'Niet alle rampen hebben hetzelfde effect.' (regel 19) Welke twee factoren hebben volgens de tekst invloed op de hulp bij en aandacht voor een ramp?
Slide 43 - Open vraag
Wat is de houding van de schrijver tegenover de conclusie dat er een ramp dreigt van het rapport 'The Environmental Outlook 2050'?
A
Instemmend
B
Kritisch
C
Pessimistisch
D
Zorgeloos
Slide 44 - Quizvraag
Met welk begrip kan de functie van alinea 4 ten opzichte van alinea 5 het best benoemd worden?
A
Gevolg
B
Tegenstelling
C
Verklaring
D
Voorwaarde
Slide 45 - Quizvraag
Welk verband bestaat er tussen alinea 5 en 6?
A
Opsommend
B
Toelichtend
C
Voorwaardelijk
D
Tegenstellend
Slide 46 - Quizvraag
'De Aarde is geen zinkend schip en nieuwe reddingsboten zijn in de maak.' (regel 57-58) Wat voor kijk op de toekomst van mens en aarde blijkt uit deze uitspraak?
Slide 47 - Open vraag
Hoe kan de tekstsoort van deze tekst als best getypeerd worden?
A
een beschouwende tekst met activerende elementen
B
een beschouwende tekst met betogende elementen
C
een betogende tekst met activerende elementen
D
een betogende tekst met beschouwende elementen
Slide 48 - Quizvraag
Onderbouw waarom dit een beschouwende tekst met betogende elementen is.
Slide 49 - Open vraag
Welk van onderstaande beweringen hoort niet in een samenvatting van de tekst thuis?
A
De publieke aandacht voor een gezamenlijke beleving van een ramp heeft een functie
B
Het schip de Balmoral MS reist de route van de Titanic na
C
In tegenstelling tot een echt gebeurde ramp houden rampscenario's iets vrijblijvends
D
Niet alle rampen hebben hetzelfde effect.
Slide 50 - Quizvraag
Welke twee begrippen kan de functie van alinea 7 ten opzichte van de rest van de tekst het best benoemd worden? Kies uit: aanbeveling-afweging-eindoordeel-nuancering-oproep-samenvatting-voorbehoud