Havo 4 la nourriture les 2

restaurant
1 / 35
volgende
Slide 1: Woordweb
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

restaurant

Slide 1 - Woordweb

Hoe vertaal je het delend lidwoord in het Nederlands?
A
een
B
de of het
C
een of niet
D
niet

Slide 2 - Quizvraag

Hoe zou je het delend lidwoord kunnen vertalen in het Nederlands?
A
alleen maar
B
alles van
C
een beetje van
D
afhankelijk van

Slide 3 - Quizvraag

Welk lidwoord krijg je altijd na een meningswerkwoord?
(aimer, détester, préférer, adorer)
A
un / une
B
du / de la / de l' / des
C
le / la / l' / les
D
de / d'

Slide 4 - Quizvraag

Wat lidwoord krijg je altijd na een hoeveelheid?
A
un / une
B
du / de la / de l'/ des
C
le / la / l' / les
D
de / d'

Slide 5 - Quizvraag

Wat lidwoord krijg je in het Frans als in het Nederlands het lidwoord weggelaten wordt?
A
un / une
B
du / de la / de l'/ des
C
le / la / l' / les
D
de / d'

Slide 6 - Quizvraag

Il prend ... pommes.

Slide 7 - Open vraag

J'aime ... frites

Slide 8 - Open vraag

Elle ne boit pas ... café (m)

Slide 9 - Open vraag

J'achète une boîte ... chocolat

Slide 10 - Open vraag

Vous mangez souvent ... mandarines?

Slide 11 - Open vraag

Je voudrais un kilo ... riz.

Slide 12 - Open vraag

Je voudrais des céreales et
... beurre (m).

Slide 13 - Open vraag

Elle mange toujours beaucoup ... pizzas.

Slide 14 - Open vraag

Au déjeuner, ils mangent ... tartines.

Slide 15 - Open vraag

Vous buvez souvent ... eau (v)?

Slide 16 - Open vraag

Ils mangent ... yaourt (m) comme déssert.

Slide 17 - Open vraag

Je préfère ... pain de campagne.

Slide 18 - Open vraag

een kom
A
un bol
B
une tasse
C
un sachet
D
un paquet

Slide 19 - Quizvraag

een glas
A
un bol
B
un verre
C
un sachet
D
un paquet

Slide 20 - Quizvraag

een pak
A
un bol
B
une tasse
C
un sachet
D
un paquet

Slide 21 - Quizvraag

een doos
A
un bol
B
une tasse
C
une boîte
D
un paquet

Slide 22 - Quizvraag

les verbes
-er

Slide 23 - Woordweb

les verbes
-ir

Slide 24 - Woordweb

les verbes
-re

Slide 25 - Woordweb

vertaal:
drinken

Slide 26 - Open vraag

vertaal:
zetten

Slide 27 - Open vraag

vertaal:
nemen

Slide 28 - Open vraag

ils (prendre, futur)

Slide 29 - Open vraag

il (mettre, imparfait)

Slide 30 - Open vraag

nous (boire, présent)

Slide 31 - Open vraag

J' (prendre, passé composé)

Slide 32 - Open vraag

Tu (mettre, futur)

Slide 33 - Open vraag

Tu (boire, conditionnel)

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide