Toets werkwoordspelling H3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

De broertjes waren...........(verdwalen), doordat de vogels de broodkruimels die Klein Duimpje had gestrooid, hadden opgegeten.

1. verdwaald
2. verdwaalt
3. verdwalend
4. verdwalent

Veel mensen kijken ervan op als een vrouw een vrachtwagen....... (besturen).

1. bestuurde
2. bestuurd
3. bestuurt

De verdachte heeft altijd volgehouden dat hij ten onrechte voor de moord is .....(veroordelen).

1. veroordeelt
2. veroordeeld
3. veroordelend

Youp .....(hopen) als puber al dat hij ooit in Carré zou mogen .........(optreden).

1. hoopt optreden
2. hoopte optreden
3. hoopt opgetreden
4. hoopte opgetreden

....(wandelen) over de stadsmuren .....(bewonderen) de bevolking van de Italiaanse stad Lucca nog elke zondag het uitzicht op de omliggende heuvels.

1. Wandelent bewondert
2. Wandelend bewonderd
3. Gewandeld bewonderd
4. Wandelend bewondert

Hoewel er hard ...(worden) gewerkt, is de aanleg van de metrolijn na drie jaar pas tot de helft ...... (vorderen).

1. werd gevordert
2. wordt gevorderd
3. word bevorderd
4. werd gevorderdt

Voor de wielrenner de champagne in het rond spuit,...... (schudden) hij met de fles.

1. schudde
2. schut
3. schud
4. schudt

Als je op tijd wilt aankomen, ...... (vermijden) je zeker de spits zoveel mogelijk?

1. vermijdt
2. vermijdde
3. vermeed
4. vermijd

Sinds wanneer ......(bekladden) je broer met zijn vriendjes de treinstellen op het rangeerterrein?

1. beklad
2. bekladt

Zodra ik mijn been een beetje .....(belasten), begon de .....(hechten) wond aan mijn voet weer te ........ (bloeden).

1. belast gehechte bloeden
2. belaste gehechten bloede
3. belastte gehechte bloeden
4. belaste gehechte bloede

Zorg ervoor dat je de folders over de tentoonstelling op tijd ........ (versturen).

1. verstuurt
2. verstuurd
3. verstuurdt
4. verstuurde

Als je blijft trainen, zul je zien hoe je je prestaties nog ...... (verbeteren).

1. verbeterd
2. verbeterde
3. verbeterdt
4. verbetert

Al onze argumenten werden door de tegenpartij ....................(ontzenuwen).

1. ontzenuwd
2. ontzenuwt
3. geontzenuwd
4. geontzenuwt

Vroeger ..............(monden) de riolen van Amsterdam uit in de grachten.

1. monden
2. mondden
3. monde

De bergbeklimmers verloren hun evenwicht en ....... (storten) in de afgrond.

1. storten
2. stortte
3. stortten
4. gestort

Na de training heb ik meteen ......(douchen).

1. gedouchtd
2. gedoucht
3. gedouchdt

Op het Maurick College hoort muziek tot de ......... (verplichten) vakken.

1. verplicht
2. verplichtte
3. verplichte
4. verplichten

Wesley Sneijder heeft tot de beste aanvallende middenvelders ...... (behoren).

1. behoord
2. gebehoord
3. behoort

Vorig jaar ....... (verbreden) de gemeente alle fietspaden.

1. verbrede
2. verbreden
3. verbreedde
4. verbreedden

De ...................(vergroten) foto van mijn kinderen hangt aan de muur.

1. vergrootte
2. vergrote
3. vergroten
4. vergroote

De ..... (vluchten) bewoners van het .....(beschoten) dorp werden door het Rode Kruis .... (opgevangen).

1. gevluchten beschootten opgevange
2. gevluchte beschoten opgevangen
3. gevluchten beschoten opgevangen
4. gevluchtte beschoten opgevangen

Toen Max het grote nieuws ............(vernemen),
......... (haasten) hij zich naar huis.

1. verneemt haastte
2. vernam haaste
3. vernam haastte
4. verneemt haast

Tot grote ergernis van zijn ouders ..... (zappen) Roel uren achtereen als hij .....(stressen) is.

1. zappt gestrest
2. zapte gestresst
3. zappte gestresst
4. zapt gestrest

Wil je me ook vertellen wat je van je salaris .........(overhouden).

1. overhield
2. overhoud
3. overhoudt

De docent ...... (aanbieden) vandaag al zijn leerlingen een ......(verhelderen) uitleg.

1. biedt aan verhelderende
2. bied aan verhelderende
3. biedt aan verhelderenden
4. bied aan verhelderenden