Spelling H6: les 2

We herhalen de spellingsregels

Log alvast in :)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

We herhalen de spellingsregels

Log alvast in :)

Slide 1 - Tekstslide

Spelling H6: Aan elkaar of los?
- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 
- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is juist?
A
schouder tas
B
schoudertas

Slide 3 - Quizvraag

Wat is juist?
A
zilveren ring
B
zilverenring

Slide 4 - Quizvraag

De regels voor het aan elkaar schrijven:
Woorden die één begrip vormen, dus die één ding zijn, schrijf je aan elkaar. Daarvoor heb je een aantal regels:
1. Samenstellingen van drie woorden of minder schrijf je aan elkaar. 
Voorbeeld: Warm+water+voorziening = warmwatervoorziening
bagage+drager = bagagedrager



Slide 5 - Tekstslide

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
fiets sleutel
B
fietssleutel

Slide 6 - Quizvraag

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
Fransehoofdstad
B
Franse hoofdstad

Slide 7 - Quizvraag

De regels voor het aan elkaar schrijven:
2. Woorden die bestaan uit er, hier, daar of waar + voorzetsel schrijf je aan elkaar.
Voorbeeld: er+voorzetsel over = erover
hier+voorzetsel op = hierop
daar +voorzetsel om = daarom
waar+voorzetsel achter = waarachter

Slide 8 - Tekstslide

De regels voor het aan elkaar schrijven:
3. Getallen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar. 
Voorbeeld: vijf+honderd+dertien = vijfhonderddertien 
drie+veertig+duizend = drieënveertigduizend

Maar: 
vijf+honderd+miljoen = vijfhonderd miljoen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is juist?
A
daar over
B
daarover

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?
A
hiernaast
B
hier naast

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht 1
1 wereldgodsdienst
2 lentedagen
3 goede grap
4 onderwijsinspectie
5 laagopgeleid
6 daarin
7 blindedarmontsteking
8 winddicht hardloopjack

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2
1 Stijn was stapelverliefd op Irma en was daarom dolblij toen ze woensdagavond eindelijk met hem meefietste naar huis.
2 Weet je dat de kleine Jelle een kleinzoon is van die steenrijke verkoopster van damesbontjassen?

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 2
3 Voor het doopfeest van hun eerste kind verstuurde de boerenfamilie honderdennegentien uitnodigingen op handgeschept papier.
4 De vrachtwagenchauffeur van die volgeladen truck eet met smaak een versgebakken broodje met een hardgekookt ei in de drukbezochte cafetaria.


Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2
5 Tijdens het voetbaltoernooi liep de sterspeler van het veelbelovende herenteam een knieblessure op waardoor hij noodgedwongen moest opgeven.
6 Mijn jonge zus wordt al een echte jongedame die zich uitdost met grote oorbellen en lange nepnagels.




Slide 15 - Tekstslide