10.3 Hefbomen

10.3 Hefbomen
10.3.1 Je kunt voorbeelden noemen van hefbomen.
10.3.2 Je kunt van een hefboom het draaipunt, de werkarm en de lastarm benoemen.
10.3.3 Je kunt uitleggen hoe een hefboom de kracht vergroot.
10.3.4 Je kunt de krachtvergroting berekenen van een hefboom.
10.3.5 Je kunt soorten hefbomen van elkaar onderscheiden.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10.3 Hefbomen
10.3.1 Je kunt voorbeelden noemen van hefbomen.
10.3.2 Je kunt van een hefboom het draaipunt, de werkarm en de lastarm benoemen.
10.3.3 Je kunt uitleggen hoe een hefboom de kracht vergroot.
10.3.4 Je kunt de krachtvergroting berekenen van een hefboom.
10.3.5 Je kunt soorten hefbomen van elkaar onderscheiden.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat wordt er bedoelt met draaipunt, bij hefbomen?
A
hefbomen die je kunt rond draaien
B
het draaipunt zit in het midden, van de lange en korte arm
C
hefbomen hebben geen draaipunt
D
daar waar je op de hefboom kracht uit oefent

Slide 3 - Quizvraag

Welke bewering over hefbomen is juist?
A
De kracht is het grootst bij de korte kant van de hefboom
B
De kracht is even groot bij de korte en de lange kant van de hefboom
C
De kracht is het grootst bij de lange kant van de hefboom

Slide 4 - Quizvraag

Welke bewering over hefbomen is juist?
A
De kracht is het grootst bij de korte kant van de hefboom
B
De kracht is even groot bij de korte en de lange kant van de hefboom
C
De kracht is het grootst bij de lange kant van de hefboom

Slide 5 - Quizvraag

Bereken de krachtvergroting

Slide 6 - Open vraag

 Hefboom

Een hefboom is een hulpmiddel om een kracht te vergroten. 

Er zijn verschillende soorten hefbomen.

Slide 7 - Tekstslide

Kracht vergroten
Een hefboom heeft een lange arm en een korte arm.
  • Om je kracht te vergroten gebruik je een werktuig.
  • De plank is hier een hefboom
  • De hefboom heeft een lange arm, een korte arm en een draaipunt
  • Op de lange arm oefent Rodney een kracht uit. 
  • Deze kracht noem je de werkkracht. 

Slide 8 - Tekstslide

Kracht vergroten
Een hefboom heeft een lange arm en een korte arm.
  •  Het punt waar de werkkracht aangrijpt noem je het werkpunt. 
  • Met de korte arm breng je de kracht over op de last. 
  • Het punt waar de last aangrijpt noem je het lastpunt. 
  • Op de lange arm in afb. werkt de kleinste kracht. 
  • Op de korte arm werkt de grootste kracht.

Slide 9 - Tekstslide

Krachtvergroting berekenen
Een band uit een velg lichten.
  • Hij gebruikt een bandenlichter als hefboom. 
  • Door de bandenlichter kan hij meer     kracht uitoefenen op de band (afb 5). 
  • De bandenlichter draait op de velg. 
  • Dat is het draaipunt (P). 
  • De fietsenmaker duwt op het     krachtpunt.
  • Bij hefbomen zorg je ervoor dat de werkarm groot is en de lastarm klein.

Slide 10 - Tekstslide

Krachtvergroting berekenen
Een band uit een velg lichten.
  • De krachtvergroting bereken je met   de formule:
  • krachtvergroting = werkarm : lastarm

  • Weet je hoe groot de werkkracht is, dan kun je uitrekenen hoe groot de last is met de formule:
  • last = werkkracht × krachtvergroting



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Met de bandenlichter in afbeelding 5 vergroot je je spierkracht.
Bereken hoeveel keer de werkkracht wordt vergroot.

gegevens:
werkarm = 8 cm
lastarm = 1 cm

gevraagd:
krachtvergroting = ?



  • Uitwerking
  • krachtvergroting = werkarm : lastarm
  • krachtvergroting = 8 : 1 = 8
  • De werkkracht wordt dus 8× vergroot.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2
Een fietsenmaker duwt met een kracht van 110 N tegen de bandenlichter in afbeelding 5. Bereken hoe groot de last is.



gegevens:
werkkracht = 110 N
krachtvergroting = 8

gevraagd:
last = ?

  • Uitwerking
  • last = werkkracht × krachtvergroting
  • last = 110 × 8 = 880 N
  • De last is dus 880 N.

Slide 14 - Tekstslide

Dubbele hefbomen
Een bandenlichter, koevoet en een steeksleutel zijn voorbeelden van een enkele hefboom.

Tangen en scharen bestaan uit twee 
hefbomen die om hetzelfde draaipunt             
draaien.
                          Dubbele hefboom: 
     de ene hefboom is oranje, de andere is blauw.
De beide hefbomen draaien 
rond de rode stip: het draaipunt.

Slide 15 - Tekstslide

Hefbomen met het draaipunt aan het uiteinde
  • Bij veel hefbomen ligt het draaipunt   tussen  de werkkracht en de last. 
  • Maar er zijn ook hefbomen waarbij het     draaipunt aan het uiteinde zit.
  • Dat zie je bij de notenkraker in afb 8.
  • De last ligt hier tussen de werkkracht en   het draaipunt (P).

  • krachtvergroting = werkarm : lastarm

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 3
Met de notenkraker in afb 8 vergroot je je spierkracht.
Bereken hoeveel keer de werkkracht vergroot wordt.
gegevens
werkarm = 15 cm
lastarm = 6 cm
gevraagd
krachtvergroting = ?


Uitwerking:
  • krachtvergroting = werkarm : lastarm
  • krachtvergroting = 15 : 6 = 2,5
  • De werkkracht wordt dus 2,5× vergroot.

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting:
De last kun je berekenen met de formule:
last = werkkracht × krachtvergroting
Er zijn verschillende soorten hefbomen:
• enkele hefbomen;
• dubbele hefbomen;
• hefbomen met het draaipunt aan het uiteinde.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Bereken het moment.
F1=5N
r1=10cm

Slide 22 - Open vraag

De kracht op de brug in punt D veroorzaakt een moment. Waar zit het draaipunt van dit moment?

Slide 23 - Open vraag

Bereken het moment van een kracht van 950 N op een afstand van 45 cm

Slide 24 - Open vraag

Bereken het moment van een kracht van 950 N op een afstand van 45 cm

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Bereken of deze hefboom in evenwicht is.

Slide 27 - Open vraag

wat wordt er bedoelt met draaipunt, bij hefbomen?
A
hefbomen die je kunt rond draaien
B
het draaipunt zit in het midden, van de lange en korte arm
C
hefbomen hebben geen draaipunt
D
daar waar je op de hefboom kracht uit oefent

Slide 28 - Quizvraag