6.14

6.14: kleren wassen
Aan het einde van de les kan je vertellen hoe je kleren wast. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.14: kleren wassen
Aan het einde van de les kan je vertellen hoe je kleren wast. 

Slide 1 - Tekstslide

alles
  • alles betekent ‘alle dingen’ of ‘iedereen’.
  • zinnen:
🔹Ik heb alles opgeruimd.
🔹Alles is klaar voor het feest.

Slide 2 - Tekstslide

apart

  • je  (het) hoort er niet bij 
  •  alleen
  • Zin:  De jongen zit apart in de klas.

Slide 3 - Tekstslide

de graad, de graden 
  • de maat waarin je warmte uitdrukt
  • '20 graden'
  • Celsius

  • zin: Het wordt vandaag 11 graden.

Slide 4 - Tekstslide

meteen
 meteen betekent ‘direct’ of ‘zonder te wachten’.

zinnen:
▪️Kom meteen naar huis.
▪️Hij belt meteen de dokter.

Slide 5 - Tekstslide

schoon
Niet vies, zonder vuil.

Voorbeeldzinnen:
  • Mijn handen zijn schoon na het wassen.
  • De keuken is schoon na het poetsen.

Slide 6 - Tekstslide

donker -donkere
  •  donker betekent ‘niet veel licht’.

  • zinnen:
  • Het is donker in de kamer.
  • Zij draagt een donkere jas.

Slide 7 - Tekstslide

vies
Vies" betekent niet schoon of niet lekker.

Voorbeeldzinnen:

  • Mijn handen zijn vies, ik moet ze wassen.
  • De soep is koud en vies.

Slide 8 - Tekstslide

ophangen  
 Iets hoger hangen, bijvoorbeeld aan een haak of lijn.
(ik hang op, jij hangt op,
hij hangt op, wij hangen op) 

Voorbeeldzinnen:
  • Ik ga mijn jas aan de kapstok ophangen.
  • Kun je de schone was buiten ophangen?

Slide 9 - Tekstslide

   nat
▪️Iets is nat als het met water of een andere vloeistof bedekt is.

Voorbeeldzinnen:
🔹Mijn jas is nat, want het heeft geregend.
🔹Pas op! De vloer is nat, je kunt uitglijden.

Slide 10 - Tekstslide

droog
Zonder water of vocht.

Voorbeeldzinnen:

  • Mijn kleren zijn droog na een uur in de zon.
  • De grond is droog omdat het lang niet heeft geregend.

Slide 11 - Tekstslide

warm-warme
warm betekent ‘niet koud’.

zinnen:
  • Het is warm vandaag.
  • Zij draagt een warme trui.

Slide 12 - Tekstslide

wassen
- schoonmaken met water.
(ik was-jij wast-wij wassen-jullie wassen) 

zinnen:
  • Ik was mijn handen.
  • Wij wassen onze kleren.

Slide 13 - Tekstslide

zelf
zonder hulp van iemand anders.

zinnen:
▪️Ik doe het zelf.
▪️Kun jij zelf koken?

Slide 14 - Tekstslide

vul je de gaten in 
1. Het is koud buiten, dus ik draag een ____ jas.
2. Kun je je kamer ____ maken? Hij is een beetje ____.
3. Bij 30 ____ is het erg warm in de zomer.
4. We betalen niet samen. We betalen ____.
5. Kun je je jas aan de kapstok ____?
6. Na de regen zijn mijn schoenen eindelijk ____.
7. Ik doe de afwas niet voor jou. Je moet het ____ doen.
8. Het is al laat en buiten is het heel ____.
9. Hij moet nu naar huis. Hij komt ____ naar je toe.
10. Heb je je handen al ____?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link