Theme 14 - 3HV - Articles and Reflexive and reciprocal pronouns

3HV - Articles & Reflexive and Reciprocal Pronouns
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare school

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

3HV - Articles & Reflexive and Reciprocal Pronouns

Slide 1 - Tekstslide

Welk van de onderstaande woorden zijn 'articles'?
A
de, het, een
B
at, to
C
the, a
D
at, the, as

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

The wordt niet gebruikt bij:
  • Jaargetijden
  • Maaltijden
  • Leden van een groep
  • Achter: Both, All en Most
  • Voor: titels
  • Aardrijkskundige plekken
  • Vaste uitdrukkingen 
The wordt wel gebruikt bij: 
  • Als het gaat over iets specifieks of bijzonders!
  • Als het gaat over een hele groep.
  • Als een naam zelf een lidwoord bevat.
  • In sommige vast uitdrukkingen (Let op: betekenis kan veranderen)

Slide 4 - Tekstslide

His flight is due to arrive at.....Heathrow Airport.
A
x
B
the

Slide 5 - Quizvraag

I liked ........ restaurant we went to last week.
A
x
B
the

Slide 6 - Quizvraag

My favourite holiday was my trip to _____ New Zealand.
A
x
B
the

Slide 7 - Quizvraag

.........cube houses in Rotterdam are visited regularly by tourists.
A
x
B
the

Slide 8 - Quizvraag

It's hot so I'm going to .......Scheveningen.
A
x
B
the

Slide 9 - Quizvraag

They went to Wales by.........bus.
A
x
B
the

Slide 10 - Quizvraag

My best friend comes from .......Netherlands
A
x
B
the

Slide 11 - Quizvraag

I like........food in general.
A
x
B
the

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Reflexive and reciprocal pronouns

Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reflexive pronouns'?
A
myself, herself, themselves
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 15 - Quizvraag

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reciprocal pronouns'?
A
like, as
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 16 - Quizvraag

Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other
one another

Slide 17 - Tekstslide

Reflexive pronouns
Reflexive pronouns worden gebruikt om te zeggen dat de persoon die de actie uitvoert, deze ook ondergaat.

Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon.
She made herself dinner.
I poured myself a drink.
We drove ourselves home.



Slide 18 - Tekstslide

Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. 

Het wederkerig vnw verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.





Slide 19 - Tekstslide

Uitzonderingen
Reflexive pronouns gebruik je niet na werkwoorden als wash, dress en shave, tenzij je nadruk wilt leggen op wie het doet. 
(Deze werkwoorden gaan over acties die mensen meestal voor zichzelf doen)

Reciprocal pronouns gebruik je niet na werkwoorden als hug, marry en kiss.
(Deze werkwoorden geven al aan dat de handeling van beide kanten komt)

Slide 20 - Tekstslide

Examples
Reflexive pronouns:
Jack decided to reward himself.
I pour a cup of tea for myself every morning.

Reciprocal pronouns:
They talk to one another.
We didn't look at each other.

Slide 21 - Tekstslide


My dog hurt ______.
A
myself
B
itself
C
eachother
D
...

Slide 22 - Quizvraag


I always shave ______ on monday.
A
myself
B
himself
C
...
D
each other

Slide 23 - Quizvraag


We blame ______ for failing the test.

A
ourselves
B
myself
C
himself
D
each other

Slide 24 - Quizvraag


My baby boy cannot look after ______ .
A
himself
B
each other
C
one another
D
herself

Slide 25 - Quizvraag


Michelle saw ______ in the mirror.
A
eachother
B
...
C
myself
D
herself

Slide 26 - Quizvraag

Maria and Sam gave ______ gold rings on their wedding.
A
one another
B
ourselves
C
themselves
D
each other

Slide 27 - Quizvraag


They give ______ gifts during the holidays.
A
ourselves
B
one another
C
themselves
D
myselves

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video