3HV Reflexive and Reciprocal Pronouns

Reflexive and reciprocal pronouns

Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Reflexive and reciprocal pronouns

Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Grab your books!
Text Book page 93

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kunnen jullie:
- Het verschil tussen wederkerige en wederkerende voornaamwoorden begrijpen.
- Wederkerige en wederkerende voornaamwoorden op de juiste manier toepassen.


Slide 3 - Tekstslide

Wat valt op aan de volgende zin:
I wash myself every morning

Slide 4 - Open vraag

En deze:
He poured himself a drink

Slide 5 - Open vraag

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reflexive pronouns'?
A
myself, herself, themselves
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 6 - Quizvraag

Wat valt op aan deze zin:
We met each other at the fesitval last year

Slide 7 - Open vraag

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reciprocal pronouns'?
A
like, as
B
my, her, their
C
each other, one another
D
myself, their, each other

Slide 8 - Quizvraag

Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other
one another

Slide 9 - Tekstslide

Reflexive pronouns
Reflexive pronouns worden gebruikt om te zeggen dat de persoon die de actie uitvoert, deze ook ondergaat.

Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon.
She made herself dinner.
I poured myself a drink.
We drove ourselves home.



Slide 10 - Tekstslide

Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. 

Het wederkerig vnw verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.





Slide 11 - Tekstslide

Uitzonderingen
Reflexive pronouns gebruik je niet na werkwoorden als wash, dress en shave, tenzij je nadruk wilt leggen op wie het doet. 
(Deze werkwoorden gaan over acties die mensen meestal voor zichzelf doen)

Reciprocal pronouns gebruik je niet na werkwoorden als hug, marry en kiss.
(Deze werkwoorden geven al aan dat de handeling van beide kanten komt. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
Reflexive pronouns:
Jack decided to reward himself.
I pour a cup of tea for myself every morning.

Reciprocal pronouns:
They talk to one another.
We didn't look at each other.

Slide 13 - Tekstslide


My dog hurt ______.
A
myself
B
itself
C
eachother
D
...

Slide 14 - Quizvraag


I always shave ______ on monday.
A
myself
B
himself
C
...
D
each other

Slide 15 - Quizvraag


We blame ______ for failing the test.

A
ourselves
B
myself
C
himself
D
each other

Slide 16 - Quizvraag


My baby boy cannot look after ______ .
A
himself
B
each other
C
one another
D
herself

Slide 17 - Quizvraag


Michelle saw ______ in the mirror.
A
eachother
B
...
C
myself
D
herself

Slide 18 - Quizvraag


You ______ asked us to do it.
A
themselves
B
yourselves
C
one another
D
ourself

Slide 19 - Quizvraag

Maria and Sam gave ______ gold rings on their wedding.
A
one another
B
ourselves
C
themselves
D
each other

Slide 20 - Quizvraag


They give ______ gifts during the holidays.
A
ourselves
B
one another
C
themselves
D
myselves

Slide 21 - Quizvraag

Extra practice:
Reflexive pronouns: filmpje >>

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat vind je nog moelijk?

Slide 24 - Open vraag

- Start working on exercise 24 in AB B
- Watch the video on YouTube (IL)
- Practice for test: test yourself AB B page 41

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video