Woordsoorten

Taalkundig ontleden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taalkundig ontleden

Slide 1 - Tekstslide

Taalkundig ontleden
Bij taalkundig ontleden benoem je de woordsoorten.
Jullie moeten de volgende woordsoorten kunnen benoemen:
  • werkwoorden
  • lidwoorden
  • zelfstandig naamwoorden
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • voorzetsels
  • voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden
Wat zijn dat ook al weer?

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de
het
een

Slide 4 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
  • Mensen
  • Dieren
  • Planten
  • Dingen
  • Aardrijkskundige namen

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord


Slide 7 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 8 - Tekstslide

VOORZETSEL

Woord dat aangeeft

waar, wanneer of waarom

iets of iemand iets doet

waar
(... de kooi) in, op, achter, voor, naast, boven, onder... 
wanneer
ik appte tijdens de les, ik heb morgen om tien uur een afspraak, vanaf vandaag geldt het nieuwe rooster...
waarom
vanwege de storm blijft de brug dicht, dankzij mijn moeder kwam ik niet te laat

Slide 9 - Tekstslide

VOORZETSEL

Vaak staan er nog één of meer woorden tussen het voorzetsel en het woord waar het bij hoort


op de tafel - in de kast - achter het behang


op de houten tafel - na een halve minuut - in de grote groene tent

Slide 10 - Tekstslide

VAST VOORZETSEL

Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen: een vast voorzetsel


Het boek bestaat uit zes hoofdstukken


Ik houd van kip met frietjes en appelmoes

Slide 11 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikking voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen

Slide 14 - Tekstslide


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 15 - Quizvraag


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek gelezen!
A
Werkwoord (ww)
B
Voegwoord (vw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 16 - Quizvraag


Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  
A
Lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Voegwoord (vw)

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 18 - Open vraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Tijdens het feest op school kreeg ik een bloedneus.

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 20 - Open vraag