Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
W6_L2_Spelling samengevat_lesbezoek_2GTA
Lezen
Misschien straks.......
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Lezen
Misschien straks.......
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Dilemma's (jullie raden straks het lesdoel)
Oefenen met spelling (klassikaal en zelfstandig)
Lezen (degenen die tijd over hebben)
Lesafsluiting / huishoudelijke mededelingen
Slide 2 - Tekstslide
Denk aan
Het Pungelhuis.....
Wat was het doel van de les tot nu toe?
Wat was het verband van de dilemma's met de les over films van vorige week?
Schrijf je antwoorden (kort) op in je schrift.
Slide 3 - Tekstslide
Welk woord is goed gespeld?
1. files
2. lolly's
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 4 - Quizvraag
Meervoud: -s
Meervoud: -en of -ën
Schrijf meervoud met
-s
achter het woord.
*
bumper - bumpers, leven - levens, dansje - dansjes
Schrijf meervoud met
-'
s
na de
y als er een medeklinker voor staat.
*
baby - baby's, hobby - hobby's
Schrijf
-'s
als je het woord
anders verkeerd uitspreekt.
* tosti - tosti's, menu - menu's, lotto - lotto's
Schrijf meervoud met
-n
achter het woord.
*
bord - borden, vereniging - verenigingen
Let op! Soms moet je nog meer veranderen!
* s/z:
vaas - vazen, bons - bonzen
* f/v:
duif - duiven, boef - boeven
* medeklinker verdubbelt:
gewas - gewassen
* een klinker eraf:
doos - dozen, gevaar - gevaren
Schrijf meervoud met -ën als het enkelvoud op
-ee eindigt.
*
zee - zeeën, orchidee - orchideeën
Slide 5 - Tekstslide
Welk woord is goed gespeld?
1. cowboys
2. zeën
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 6 - Quizvraag
Welk zin is goed gespeld?
1. Jan zei: 'jij bent te laat.'
2. Ik vroeg: Wie is er jarig?
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 7 - Quizvraag
Als je schrijft wat iemand heeft gezegd (
citaat
), dan heet dat directe rede.
Je kondigt dit aan met een
dubbele punt
en je zet het citaat tussen
aanhalingstekens.
Het citaat begint altijd met een hoofdletter.
* Marijn zei: 'Ik was gisteren te laat in de les.'
* De docent vroeg: 'Waarom ben je te laat?'
Bij een citaat aan het begin van een zin -> geen dubbele punt, maar wel aanhalingstekens.
*
'Ik heb je gisteren gezien', zei de directeur.
-> (schrijf een komma tussen de persoonsvormen)
*
'Je bent te laat!' riep de docent.
-> (na een ! of ? in een citaat komt nooit een komma)
* 'Heb je genoeg gegeten?' vroeg zijn moeder.
Directe rede (citaat)
Slide 8 - Tekstslide
Welk zin is goed gespeld?
1. De docent riep: 'Je bent te laat!'
2. 'Bedankt voor de taart', zei Nout.
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 9 - Quizvraag
Welk zin is goed gespeld?
1. Hij at taart, dropveters, en koekjes.
2. Als je op tijd bent, loop ik met je mee.
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 10 - Quizvraag
Tussen
twee persoonsvormen
in de zin
* Terwijl jij zingt, speel ik gitaar.
Tussen
delen van een opsomming
* Vorig jaar was ik ziek in maart, mei, juni, oktober en december.
Voor
voegwoorden
(behalve bij en)
* Ik lach, omdat jij gek doet.
* We zijn gegaan, nadat het droog werd.
komma's
:
Als je iets
aankondigt
of
opsomt
gebruik je een dubbele punt.
*
Cas nam lekkere dingen mee: chips, popcorn, chocolade en lolly's.
* Ik riep: 'Hou daar mee op!'
Slide 11 - Tekstslide
Welk zin is goed gespeld?
1. Hij staat laat op, omdat hij erg moe is.
2. Hij stond op nadat hij meer dan tien uur had geslapen.
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 12 - Quizvraag
Welk woord is goed gespeld?
1. menutje
2. autootje
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 13 - Quizvraag
Welk woord is goed gespeld?
1. bladje
2. taxietje
A
1 is goed, 2 is fout
B
1 is fout, 2 is goed
C
1 & 2 zijn goed
D
1 & 2 zijn fout
Slide 14 - Quizvraag
Verkleinwoorden
Een
zelfstandig naamwoord verklein
je door er
- je
of
-tje
achter te zetten.
*
dop - dop
je
, paard - paard
je
, teken - teken
tje
Let op!
Sommige verkleinwoorden schrijf je met
-pje,
-kje of -etje.
* boom - boom
pje
, koning - konin
kje
, pen - pen
netje
Korte klanken worden soms lang
.
*
blad - blaadje, gat - gaatje
Bij woorden die
eindigen op -a, -é, -o en -u wordt de klinker bij het verkleinwoord verdubbeld.
*
pizza - pizzaatje, saté - sateetje, menu - menuutje
Bij woorden die eindigen op
-i verandert de -i in -ie
.
*
taxi - taxietje,
Bij woorden die
eindigen op een medeklinker met -y erachter komt een apostrof.
*
pony - pony'tje, lolly - lolly'tje
Slide 15 - Tekstslide
Welke woorden zijn goed gespeld?
1. drive in 4. maillot 7. ambúlance
2. voicemail 5. laptop 8. keeper
3. créme 6. mountain bike
A
1, 2, 3, 5 en 6
B
2, 4, 5, 6 en 8
C
2, 4, 5, en 8
D
1, 2, 4, 5 en 8
Slide 16 - Quizvraag
Leenwoorden Engels
Samenstellingen
uit het Engels schrijf je in het Nederlands
aan elkaar.
*
Voicemail, computerfile, latenightshow
Let op!
Als het
rechter deel van de samenstelling
een
voorzetsel
is, dan gebruik je een
koppelteken
.
* all-in, time-out, drive-in, dug-out
Soms gebruik je bij Franse leenwoorden een
accent op een.
klinker.
accent aigu
* d
ecollet
é,
souffl
é
accent grave
* c
r
è
me, carri
è
re
accent corconflexe
*
enquête, cr
ê
pes
Franse leenwoorden
zonder accent:
*
diner, garage, affiche, maillot
Leenwoorden Frans
Slide 17 - Tekstslide
Aan het begin van een zin.
Namen (van mensen, landen, merken enz.)
Let op! Maanden, dagen en weken schrijf je nooit met een hoofdletter!
Hoofdletters
! - ? - .
Aan het einde van elke zin:
een
punt
* Je leert zo goed schrijven.
een
vraagteken
(bij een vraag)
* Heb je goed geleerd?
een
uitroepteken
(bij een uitroep)
* Hou eens op!
Slide 18 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maak van cursus 7, paragraaf 3 t/m 6, opdracht 1 t/m 5 af.
Sla puzzels over!
Klaar?
Maak oefentoetsen van paragraaf 1 t/m 6. Kies de onderdelen waar je nog moeite mee hebt.
Slide 19 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
BSR 20/11 2t spelling §6
Augustus 2024
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling spelling GT2
April 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2
Herhaling spelling - Cursus 7
Maart 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2
Spelling oefenen
Februari 2023
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2mh les 4/4: leenwoorden
Maart 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
BSR 15/11 2t spelling §4 en §5
Oktober 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
6. Leenwoorden
Oktober 2024
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2
Leenwoorden
Oktober 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 2