Examen woordenlijst 4M

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

woordenlijst examen

De volgende woorden komen vaak in de vragen of meerkeuzeantwoorden van de examens voor.

Slide 2 - Tekstslide

Geef de betekenis van
aanleiding

Slide 3 - Open vraag

Sleep de juiste betekenis naar het woord
iets wat je zegt of schrijft
te maken hebben met
onderdeel
minder erg maken
opmerking over iets
vinden
waarvoor iets is bedoeld
afzwakken
aantreffen
betrekking hebben op
commentaar
bewering
functie
element

Slide 4 - Sleepvraag

Zeg in een woord:
een uitspraak waarmee je het eens of oneens
kunt zijn

Slide 5 - Open vraag

Zeg in een woord:
letterlijk overschrijven of
iemands woorden letterlijk weergeven

Slide 6 - Open vraag

iets waarvan je kunt
controleren of het 
waar is
je gebuikt iets om iets te bereiken

waardoor iets komt

waarom je iets vindt

doel - middel

feit

oorzaak

argument

Slide 7 - Sleepvraag

Zeg in een woord:
mensen vermaken met iets
leuks of interessants

Slide 8 - Open vraag

In een woord:
iets wat je kan controleren, waar of niet waar

Slide 9 - Open vraag

Zeg in een woord:
het belangrijkste wat over het
onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 10 - Open vraag

Citeren
  • Zin: vanaf hoofdletter t/m punt. "Eerste twee ... laatste twee." (r. 12-14)
  • Zinsgedeelte: "Eerste twee...einde zinsgedeelte" (r. 12-13)
  • Woord/woordgroep: "Woorden" (r. 12)

Maak gebruik van aanhalingstekens en vermeld de regelnummers.
Let op! Bij een zin hoort alles tussen (haken) of na een dubbele punt : ook bij de zin. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak het examen 2019-II. Op It's Learning staat een uitgebreid nakijkmodel met uitleg bij de antwoorden. Maak je nog een schrijfopdracht en wil je feedback? Lever hem dan in. 

Slide 12 - Tekstslide