M2 - Aanwijzend vnw

Welkom m2h
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom m2h

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Lezen in je leesboek
  • Opfrissen woordsoorten §7
  • §7 Uitleg: aanwijzend voornaamwoord
  • Journaal uitleg
  • Werken aan journaal
  • Afronden 

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

C5 Gram. WS - §5 Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
  • Je (her-)kent het bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar een persoon, dier of ding:

- Wij gaan een weekend naar Texel.
- Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
- Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.




Slide 5 - Tekstslide

Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.

1) Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar een persoon, dier of ding:
- Wij gaan een weekend naar Texel.
- Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
- Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.


2) Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
- jullie tuin
- onze school 
- jouw tas





Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.

1) Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar een persoon, dier of ding:
- Wij gaan een weekend naar Texel.
- Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
- Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.


2) Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
- jullie tuin
- onze school 
- jouw tas





Slide 7 - Tekstslide

C5 Gram. WS - §7 Aanwijzend voornaamwoord
  • Je (her-)kent het aanwijzend voornaamwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Deze tekening vind ik mooier dan dat zelfportret.

In deze zin zijn Deze en dat aanwijzende voornaamwoorden. 
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst meestal een mens, een dier of een ding aan: deze vrouw, dat paard, die fiets. 

Dit zijn aanwijzende voornaamwoorden: 
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e).


Slide 9 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. 
Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken:

- Deze app is gratis, maar die (app) niet.
- Met dit oog zie ik beter dan met dat (oog).

Let op!
De woorden dat en die behoren tot meerdere woordsoorten. Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door dit en deze.

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen (Let op: vmbo-t-havo boek!)
Wat: Cursus 5 - §7 Aanwijzend vnw - opdracht 1 t/m 5
Hoe: Zelfstandig
Nodig: iPad of boek
Geluid: Stilte - oortjes in mag
Hulp: Docent, steek je hand op
Tijd: 15 minuten
Klaar: Lezen in je leesboek

Slide 11 - Tekstslide

Nepnieuws - Journaal
  • Je maakt in groepjes een journaal en presenteert die voor de klas.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat: Maak met je groepje een opzet voor je journaal en noteer alle afspraken in Word:
1. Beoordeel de nepnieuwsberichten - welke is het best?
2. Maken jullie een filmpje of presenteren jullie voor de klas? (de verschillende items moeten dan wél gefilmd worden!)
3. Bedenk over welke items jullie gaan presenteren. Gebruik hiervoor het nieuws!
4. Wie is verantwoordelijk voor: filmen? montage? script? tijdsplanning? presenteren? Wie is verslaggever? Wie presentator? 

Hoe: In groepjes
Nodig: iPad, 1 iemand noteert de afspraken in Word
Geluid: Rustig overleggen
Hulp: Docent, steek je hand op
Tijd: 20 minuten
Klaar: Stuur de opzet van je journaal naar s.harteveld@onc.unicoz.nl


Slide 13 - Tekstslide