Marktresultaat hoofdstuk 1 en 2

Marktresultaat
Hoofdstuk 1 en 2

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Marktresultaat
Hoofdstuk 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Vragen??
Marktgedrag

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Surplussen kunnen arceren en uitrekenen
-Leren hoe de overheid ingrijpt op de markt en wat de gevolgen zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijk!

--> Hoofdstuk 1 is alleen markten met de marktvorm volkomen concurrentie. 

Slide 4 - Tekstslide

Ruilwinst (surplus)
Verschil betalingsbereidheid en wat er daadwerkelijk betaald moet worden. 
Voorbeeld Lucas wil maximaal 3200 euro besteden aan een Vespa. De kosten zijn 3050 euro. 
Waar wordt ruilwinst door bepaald?

Slide 5 - Tekstslide

Kosten-batenanalyse (KBA)
Persoonlijk
Bedrijven
Maatschappelijk (MKBA)
  • Inclusief effecten natuur

Slide 6 - Tekstslide

Consumenten-surplus
Verschil tussen betalingsbereidheid en verkoopprijs.

Slide 7 - Tekstslide

Producenten-surplus
Verschil tussen verkoopprijs en leveringsbereidheid.
  • P - MK (vaak variabele kosten).

Slide 8 - Tekstslide

Totale surplus
Consumentensurplus
  • Alle kopers
Producentensurplus
  • Alle aanbieders

Vragers en aanbieders kunnen ruilwinst behalen --> economische uitkomst op de markt is doelmatig. 

Slide 9 - Tekstslide

De perfecte markt
Marktwerking zorgt voor een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
Vraaglijn
Surplus maximaal, doelmatigheid maximaal = perfecte markt. 
  • Betalingsbereidheid = vraaglijn

  • Leveringsbereidheid
  • Marginale kostenlijn --> volkomen concurrentie. 
  • = aanbodlijn

Slide 10 - Tekstslide

Perfecte markt
0,5 x L x B

Slide 11 - Tekstslide

Pareto-optimaal of Pareto-efficiënt

Een marktuitkomst is Pareto-optimaal wanneer de som van consumenten- en producentensuplus maximaal is. Het is de meest efficiënte uitkomst van een markt.
Een persoon kan zijn resultaat niet verbeteren zonder dat het ten kosten gaat van een ander persoon. 



Slide 12 - Tekstslide

Pareto in een perfecte markt
het marktresultaat verbetert als de vooruitgang van de een, groter is als het verlies van de ander. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Waarom toch naar een markt met onvolkomen concurrentie?
- consumenten betalen liever meer om wat te kiezen hebben
- gebrek aan mogelijkheden voor innovaties

Slide 15 - Tekstslide

Ingrijpen in de markt
  • Regulering van (vooral) de monopoliemarkt. Dit is vooral nodig bij natuurlijke monopolies. 
  • Mededingingswet. Kartelvorming en prijsafspraken zijn per wet verboden. 
  • Minimumprijzen ter bescherming van producenten. 
  • Maximumprijzen ter bescherming van consumenten.

Slide 16 - Tekstslide

maximumprijs
minimumprijs

Slide 17 - Tekstslide

Maximumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en     aanbod te hoog. 
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een maximumprijs in te stellen.
  • De producenten mogen hun product of dienst dan niet voor een prijs   boven de maximumprijs aanbieden.
  • Let op: een maximumprijs ligt onder de evenwichtsprijs!
  • Voorbeeld: treinvervoer, huurprijzen sociale sector.

Slide 18 - Tekstslide

Wat ontstaat er door een maximumprijs?

Een vraagoverschot en een aanbodtekort
Dit kan opgelost worden door een subsidies te geven aan bedrijven waardoor ze meer willen leveren. Moet wel worden opgebracht door belastingbetalers

Slide 19 - Tekstslide

Stel dat de markt voor brood als volgt kan worden weergegeven: qa = 80p - 40; qv = -40p + 200
(q in duizenden broden, en p in euro’s per brood)
 Stel dat de overheid de evenwichtsprijs te hoog vindt. 
Ze stelt daarom een maximumprijs van € 1,50 in. 
Het aanbodtekort kun je 
als volgt berekenen:
qv = -40 x 1,50 + 200 = 140
qa = 80 x 1,5 – 40 = 80
140 – 80 = 60 (x 1.000)
60.000 is het aanbodtekort 

Slide 20 - Tekstslide

Miminumprijzen
  • De overheid vindt soms de prijs die ontstaat op een markt van vraag en aanbod te laag.
  • De overheid is bang dat de producent zal stoppen.
  • Is dat erg? 
  • Denk aan noodzakelijke goederen zoals voedsel en fossiele brandstof.
  • Ze kunnen dan ingrijpen door een minimumprijs in te stellen.
  • Voorbeeld: minimumloon

Slide 21 - Tekstslide

Een minimumprijs ligt 
boven de evenwichtsprijs.

Bij een minimumprijs is het 
aanbod groter dan de vraag, 
zodat er een aanbodoverschot 
ontstaat.  

Dit wordt vaak opgekocht door de overheid. Of er wordt een quotum ingesteld

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Indirecte belasting en subsidie
Invoeren indirect belasting (accijns, heffing): 
Stijging in de kosten. Hierdoor neemt het aanbod af.
Invoeren indirecte subsidie: 
Daling van de kosten. Hierdoor neemt het aanbod toe.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Belastingheffing
De overheid grijpt ook in door belasting te heffen. 
Door een belastingheffing op een product (bijvoorbeeld bij externe effecten), schuift de aanbodlijn naar links / omhoog. 
Bij elke aangeboden hoeveelheid, wil de aanbieder de oorspronkelijke prijs + de heffing.

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld 1: belastingheffing volkomen concurrentie
Stel dat het volgende geldt op een markt:
qv = -2p + 8
qa = 2p – 4

Als de overheid een heffing instelt van €1 per product, schuift de aanbodlijn omhoog.

Slide 27 - Tekstslide

De evenwichtsprijs 
wordt nu € 3,- 
en is dus gestegen 
met € 0,50.  

De consument 
betaalt dus 
€ 0,50 / € 1 x 100% 
= 50% van de heffing
.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld 2: belastingheffing prijszetter
Door belasting te heffen, worden de kosten voor een aanbieder hoger.

Slide 29 - Tekstslide

Stel dat de belasting €1,- per product is. 
GTK = MK wordt dan nu € 2,-. (was €1,-)

De consument betaalt ook 
een gedeelte van de 
belasting. 
De prijs stijgt van € 5,50 
naar € 6,-, dus met € 0,50. 

De consument betaalt dus 50% van de belasting.  

Slide 30 - Tekstslide

Oude CS: ABC
Oude PS: CBED

Nieuwe CS: AGF
Nieuwe PS: GFIH

Verloren S: FBDK+ 
                    IEHK
Overheidsinkomsten: 
                    IEHK

Slide 31 - Tekstslide

Redenen voor afname belastingopbrengst bij stijging belastingtarief:
  • De mensen vinden het product te duur worden en kopen het niet meer. Aantal verkochte producten daalt. 
  • Mensen vinden het niet meer de moeite waard om te gaan werken bij stijging tarief inkomstenbelasting. 
  • Er sprake van belastingontduiking. 

Slide 32 - Tekstslide

Harberger-driehoek
In de afbeelding heeft de overheid de producenten belast met een (flinke) heffing. Als gevolg daarvan is de aanbodlijn naar boven verschoven en ontstaat een nieuwe evenwichtsituatie, met een hogere prijs. Per saldo daalt de welvaart met de driehoek WV.
Deze Harberger-driehoek geeft het welvaartsverlies weer.

Slide 33 - Tekstslide

Indirecte subsidie
De overheid wil soms het gebruik van bepaalde producten stimuleren.
Dit kan door de producent subsidie te geven. De overheid neemt dan een deel van de productiekosten voor haar rekening, de producenten kunnen dan meer aanbieden en de vragers hoeven minder te betalen, waardoor de vraag toeneemt.

Slide 34 - Tekstslide

Gezamenlijk maken
1.29 + 2.28

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Maken in de les
1.8, 1.9, 1.10, 1.14 
2.1, 2.4, 2.11, 2.15

Slide 37 - Tekstslide

Hoe kan de overheid ingrijpen en wat zijn de gevolgen?
1, 2, 3, 4

Slide 38 - Tekstslide