In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Paragraaf 5.4 Oplossen met inklemmen
Leg bladzijde 24 voor je open!
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor inklemmen?
Slide 2 - Open vraag
Voorkennis
Wat weet je al?
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Je leert oplossingen te vinden door in te klemmen.
Je leert de afspraken die nodig zijn om de juiste antwoord te vinden.
Slide 4 - Tekstslide
Uit hoeveel woorden bestaat het tweede lesdoel?
A
11
B
12
C
13
D
14
Slide 5 - Quizvraag
Uitleg theorie
Slide 6 - Tekstslide
0
Slide 7 - Video
Wat heb je geleerd van dit filmpje?
Slide 8 - Open vraag
Inklemmen
doorgaan tot je het juiste getal gevonden hebt
invoer en uitkomst opschrijven
let op het aantal decimalen
áltijd één getal erboven en één eronder uitrekenen
Slide 9 - Tekstslide
Inklemmen
Inhoud=34⋅π⋅straal3
De inhoud van een bol bereken je met de formule:
Bereken de straal wanneer de bol een inhoud heeft van 65 cm3 rond af op één decimaal.
Slide 10 - Tekstslide
Inklemmen
Inhoud=34⋅π⋅straal3
De inhoud van een bol bereken je met de formule:
Bereken de straal wanneer de bol een inhoud heeft van 65 cm3 rond af op één decimaal
straal = 3 Inhoud = 113,10
straal = 2 Inhoud = 33,51
straal = 2,5 Inhoud = 65,45
straal = 2,4 Inhoud = 57,91
straal = 2,6 Inhoud = 73,62
Dus straal = 2,5 cm Inhoud 65 cm3
≈
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Schrift
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Het voorbeeld staat bij de volgende dia (deze neem je over).
Nadat je deze overgenomen hebt maak je hiervan een foto en zorg je dat deze hier wordt geüpload.
(deze dia komt na het voorbeeld).
Slide 13 - Tekstslide
Neem het voorbeeld over in je schrift.
Foto hier uploaden.
Slide 14 - Open vraag
Je kan het!
Enkele oefeningen...
Slide 15 - Tekstslide
Eenvoudig beginnen
A
10
B
7
C
14
D
13
Slide 16 - Quizvraag
A
1
B
30
C
11
D
Kan niet
Slide 17 - Quizvraag
A
3
B
6
C
7
D
5
Slide 18 - Quizvraag
Los op met inklemmen betekent:
A
Getallen invullen in de formule
B
Getallen opschrijven zonder tabel
C
Een oplossing zoeken door de grafiek te tekenen
D
Geen enkel antwoord is goed
Slide 19 - Quizvraag
Los de volgende vergelijking op met inklemmen: 2,50 + 0,50f = 15
A
f = 5
B
f = 30
C
f = 10
D
f = 25
Slide 20 - Quizvraag
Los de volgende vergelijking op met inklemmen: 2 + 3,50t = 37
A
t = 11
B
t = 10
C
t = 12
D
t = 8
Slide 21 - Quizvraag
Het aantal boeren in Nederland daalt sterk. De formule die erbij hoort is: aantal boeren = 98000-3000 x tijd in jaren In een krantenartikel wordt vermeld dat het aantal boeren is gedaald tot 80.000. Welke vergelijking hoor erbij?
A
A = 80000 -3000 x t
B
A= 98000-80000 x t
C
98000 - 3000 x t = 80000
D
80000 - 3 x t = 0
Slide 22 - Quizvraag
98000 - 3000 x t = 80000 t: tijd in jaren Bereken na hoeveel jaar het aantal boeren is gedaald naar 80000. Los de vergelijking op met inklemmen.
A
t = 20
B
t = 12
C
t = 10
D
t = 6
Slide 23 - Quizvraag
Ramon werkt in een bioscoop. Zijn inkomsten berekent hij met de formule: inkomsten = 3 + 4 x tijd in uren Op een dag verdiende Ramon 21,00 euro. Hoeveel uur heeft hij die dag gewerkt?
A
3 uur
B
4 uur
C
3,5 uur
D
4,5 uur
Slide 24 - Quizvraag
Ron werkt in een tuincentrum. Zijn inkomsten berekent hij met de formule: inkomsten = 4 + 3 x tijd in uren Op een dag verdiende Ramon 28,00 euro. Hoeveel uur heeft hij die dag gewerkt?
A
4 uur
B
8 uur
C
6,5 uur
D
7,5 uur
Slide 25 - Quizvraag
Bert werkt in een supermarkt.
Zijn inkomsten berekent hij met de formule
inkomsten= 3,45 + 4,85 x tijd in uren.
Op een dag verdient Bert 42,25
Welke vergelijking hoort hierbij?
A
3,45 + 4,85 x tijd in uren
B
3,45 + 4,85 x 42,25
C
3,45 + 4,85 x tijd in uren= 42,25
D
3,45 + 4,85 x tijd in uren
Slide 26 - Quizvraag
Bert werkt in een supermarkt.
De vergelijking is dus:
3,45 + 4,85 x tijd in uren= 42,25.
Hoeveel uur heeft hij gewerkt? Los op met inklemmen
A
6 uur
B
7 uur
C
8 uur
D
9 uur
Slide 27 - Quizvraag
Sam verdient volgens de volgende formule: inkomsten in euro = 3,50 + 4,25 x tijd in uren
Hij verdient 41,75 euro. Welke vergelijking hoort hierbij?
Slide 28 - Open vraag
Sam verdient volgens de volgende formule: inkomsten in euro = 3,50 + 4,25 x tijd in uren
Hij verdient 41,75 euro. Hoeveel uur heeft hij gewerkt? De vergelijking: 3,50 + 4,25 x tijd in uren= 41,75. Los op met inklemmen.
Slide 29 - Open vraag
Los op met inklemmen: 35k -5 = 100 k= .........
Slide 30 - Open vraag
Er is een formule van een golfclub : aantal leden = 18000 - 350 x t Na hoeveel jaar is het aantal leden 13450. Los op met inklemmen. Gebruik daarbij een tabel.
Slide 31 - Open vraag
Manou en Gijs huren een busje om op vakantie te gaan. De kosten berekenen zij met de formule bedrag in euro = 64 + 0,85 x afstand in km
In totaal betalen zij 475,40 euro. Welke vergelijking hoort daarbij?
Slide 32 - Open vraag
Uitwerking
475,40 = 64 + 0,85 x afstand in km
Slide 33 - Tekstslide
475,40 = 64 + 0,85 x afstand in km
Welke afstand hoort nu bij een bedrag van 475,40? Gebruik een inklemtabel
A
236
B
513
C
612
D
484
Slide 34 - Quizvraag
Uitwerking
Slide 35 - Tekstslide
Huiswerk
Maak in deze les:
Opgave 21 t/m opgave 27
Bladzijde 24.
Ben je klaar?
Ga dan werken aan de digitale leeromgeving van Getal & Ruimte!
Succes!
Slide 36 - Tekstslide
Nakijken
Je gaat eerst het huiswerk van de deze (of vorige) les nakijken.
1. Gebruik hiervoor een andere kleur pen.
2. Zet een krulletje of vinkje bij de opgave die goed zijn.
3. Verbeter je antwoorden.
Slide 37 - Tekstslide
Maak een foto van je gemaakte sommen
Slide 38 - Open vraag
Maak een foto van je gemaakte sommen
Slide 39 - Open vraag
Wat heb je geleerd van deze les?
Slide 40 - Open vraag
Wat vind je nog moeilijk aan deze les?
Slide 41 - Open vraag
Lesafsluiting
Met de volgende opgave kun je laten zien dat wat je geleerd hebt vandaag ook kunt!
Klaar voor de quiz?
Slide 42 - Tekstslide
Hoeveel berekeningen moet je minstens opschrijven als je gaat inklemmen?