wo 16 februari; herhaling les 19 1c

Welkom!
- herhalen theorie van  de werkwoordstijden
- bespreken opdracht 1 t/m 4 les 19
- uitleg werkwoordsvormen
- maken 5 t/m 10 van les 19
- klaar? Oefen de drillsters van les 19!

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
- herhalen theorie van  de werkwoordstijden
- bespreken opdracht 1 t/m 4 les 19
- uitleg werkwoordsvormen
- maken 5 t/m 10 van les 19
- klaar? Oefen de drillsters van les 19!

Slide 1 - Tekstslide

Noem stap 1 t/m 4 om de tijd van de zin te bepalen!

Slide 2 - Woordweb

Tijden van het werkwoord
stap 1: haal alle werkwoorden uit de zin
stap 2: staat er een vorm van hebben of zijn in de zin? 
ja = v nee =o
stap 3: in welke tijd staat de pv?
t.t = t         v.t = v
stap 4: + t van tijd = t

Slide 3 - Tekstslide

Ik had een brief geschreven.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 4 - Quizvraag

Had jij al eerder naar klassieke muziek geluisterd?
A
VTT
B
VVT

Slide 5 - Quizvraag

Mijn opa heeft vroeger een orkest gedirigeerd.
A
VTT
B
VVT

Slide 6 - Quizvraag

Zo'n duidelijk zichtbare sterrenregen gebeurt niet vaak.
A
vvt
B
ott
C
ovt
D
vtt

Slide 7 - Quizvraag

Er zijn 4 werkwoordstijden: ott, ovt, vtt en vvt. In welke tijd staat deze zin:
Ik heb gitaar gespeeld.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 8 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin?
Ik was in de gevangenis beland.
A
OTT
B
OVT
C
VTT
D
VVT

Slide 9 - Quizvraag

Wie heeft opdracht 1/m 4 van les 19 gemaakt?
(Eerlijk antwoord aub, want als dit niet zo is stellen we het bespreken van de antwoorden nog even uit!)

Slide 10 - Poll

Slide 11 - Tekstslide

Infinitief
Een infinitief is een vorm van het werkwoord.

Met de infinitief wordt het hele werkwoord bedoeld. 
Loopt --> infinitief is dan lopen
Schaatst --> infinitief is dan schaatsen
Fietsten --> infinitief is fietsen fietsen

Slide 12 - Tekstslide

Infinitief (hele werkwoord)
Wij gaan een appeltaart maken.

De persoonsvorm van deze zin = gaan.
Gaan kan dus geen infinitief zijn.
Maken blijft wel over, dit is wel een infinitief.
Dus:
Gaan = persoonsvorm, maken = infinitief.

Slide 13 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm. 
Het voltooid deelwoord is dus een vervoegd werkwoord. 
Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets al gebeurd is. 
Het voltooid deelwoord begint meestal met:  ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-. 

Slide 14 - Tekstslide

Even checken!
1. Wat is het voltooid deelwoord van "rennen"?
2. Wat is het voltooid deelwoord van "stoppen"?
3. Wat is het voltooid deelwoord van "ontdekken"?
4. Wat is het voltooid deelwoord van "herhalen"?
antwoorden!
1. gerend
2. gestopt
3. ontdekt
4. herhaald.

Slide 15 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling op dit moment plaatsvindt. 

We spellen het onvoltooid deelwoord door -d of -de achter het hele werkwoord te zetten.

Lopend eet ik een appel.
Al pratende fietsen wij naar het station.
Genietend van de zon, lees ik een boek.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
- maken: les 19 opdracht 5 t/m 10
- klaar? Maak de drillsters via:
somtoday.nl --> leermiddelen etc. --> les 19 --> drillster 3

Slide 17 - Tekstslide