4H grammaire ch. 4

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

4H Frans - grammaire ch. 4 herhaling

ontkenning - A

werkwoorden - B

COD/COI - C

Ontkenning

• Leer vertalingen
• Welke plek in de zin?

alleen maar

nog niet

ook niet

niemand

niets

nooit

ne ... rien

ne ... jamais

ne ... plus

ne ... personne

ne ... aucun(e)

ne ... pas du tout

ne ... pas non plus

ne ... pas encore

ne ... que

Maak een ontkennende zin: (nooit), Je fais mes devoirs.

Maak een ontkennende zin: (niet meer), Elle est sympa.

Maak een ontkennende zin: (slechts), Nous avons 5 euros.

Maak een ontkennende zin: (ook niet), Il aime les maths.

Werkwoorden

• apprendre - prendre - comprendre
• croire
• devenir - tenir - venir - revenir
• Tijden: présent - passé composé - imparfait - futur - conditionnel

komen

terugkomen

worden

begrijpen

leren

geloven

nemen

uitgaan

voelen

houden

apprendre

croire

devenir

tenir

comprendre

venir

prendre

revenir

Vervoeg: apprendre, passé composé, tu

Vervoeg: croire, futur, vous

Vervoeg: devenir, imparfait, elle

Vervoeg: devenir, ils, présent

Vervoeg: apprendre, conditionnel, nous

Vervoeg: croire, conditionnel, tu

Vervang

lijdend voorwerp door:

le - la - l' - les

meewerkend voorwerp door (herkenbaar aan à - au - aux):

lui - leur

Plaats

1. voor hele werkwoord

2. anders voor 1e werkwoord

Vervang en maak nieuwe zin:
Je vais choisir (la filière L)

Vervang en maak nieuwe zin:
Je vais téléphoner (à Sophie)

Vervang en maak nieuwe zin:
je veux faire (des études de littérature russe)

Vervang en maak nieuwe zin:
Il faut demander (aux étudiants)

Vervang en maak nieuwe zin:
Hier, j'ai parlé aux profs