Chapitre 4 Grammaire A, B, C

Bonjour 
tout le monde
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gr.A La négation en français

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke Franse ontkenningen
ken je?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

La négation ...
Hij drinkt nooit koffie.

boit
jamais
il
de
ne
café

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je voudrais un croissant.
Je ne voudrais pas un croissant.
Je ne voudrais un croissant pas .
Bevestigende zin
foute ontkennende zin
goede ontkennende zin

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

niet/geen
nooit
nog niet
niet meer
niets
ne ... jamais
ne ... pas
ne ... pas encore
ne ... rien
ne ... plus

Slide 6 - Sleepvraag

Koppel elke ontkenning aan de juiste vertaling
Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van aller
ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Ils
vont
acheter
de pantalons
ne
pas

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van avoir
ontkenning
voltooid deelwoord
rest v.d. zin
nous
avons
vu
Franck
n'
pas encore

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van avoir
ontkenning
voltooid deelwoord
rest v.d. zin
Je
ai
reçu
d'argent de poche
n'
jamais

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de volgende zin ontkennend:
Je vais toujours à H&M
(nooit)

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de volgende zin ontkennend:
Je suis fort en économie
(niet)

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de volgende zin ontkennend:
Je fais des fautes de grammaire
(geen enkele)

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Les verbes Grammaire B
Apprendre - Leren
Croire - Geloven
Devenir - Worden

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil je later worden?
A
Est-ce que tu veux devenir plus tard?
B
Qu'est-ce que tu veux devenir plus tard?
C
Qui tu veux devenir plus tard?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

devenir - présent - nous
nous devenons
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

devenir - futur - ils
A
ils deviendraient
B
ils deviendront
C
ils devenaient
D
ils deviennent

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd staat onderstaande zin?

'Elle est devenue toute rouge.'


A
présent
B
imparfait
C
passé composé
D
futur

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(croire / imparfait)
nous ............... tout savoir
A
croions
B
cru
C
croyions
D
croiraient

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je te croirai.
A
Ik geloof je.
B
Ik zal je geloven.
C
Ik geloofde je.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(croire)
hij zou geloven
A
il coyait
B
il croirait
C
il croira
D
il croirez

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik geloofde, ik geloof en ik zal geloven
A
je croyais, je crois et je croirais
B
je croiais, j'ai cru et je croirai
C
je croira- je croyais et j'ai cru
D
je croyais, je crois et je croirai

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg:

Tu (apprendre, futur)
A
tu apprenais
B
tu apprends
C
tu apprendras
D
tu apprendrais

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout
apprendre - présent - ils
ils apprenent
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: zij zouden leren

(dit is de conditionnel: zouden)
A
ils apprendraient
B
ils apprennent
C
ils apprendront
D
ils apprenaient

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'apprendre une langue'?
A
Tong uitsteken
B
Een taal leren
C
Een taal spreken
D
Een taal verstaan

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij zullen de taal leren.
A
Nous apprenons la langue.
B
Nous apprendrons la langue.
C
Nous apprendrions la langue.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

u ... (apprendre, passé composé)
A
on a appris
B
on est appris
C
vous avez appris
D
vous êtes appris

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

GR C - Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in het Frans

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Elle me regarde. 
jou / je
te, t'
Elle te regarde. 
hem / haar
le, l'
la, l'
Elle le / la regarde. 
ons
nous
Elle nous regarde. 
jullie / u
vous
Elle vous regarde. 
hen / hun / ze
les
Elle les regarde. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk voornaamwoord als  meewerkend voorwerp in het Frans

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jean me donne un livre. 
jou / je
te, t'
Jean te donne un livre. 
hem / haar
lui
Jean lui donne un livre. 
ons
nous
Jean nous donne un livre. 
jullie / u
vous
Jean vous donne un livre. 
hen
leur
Jean leur donne un livre. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je l'aide.
Je la vois.
On vous donne un cadeau.
Tu leur as écrit?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als lijdend/meewerkend voorwerp?
A
Voor de persoonsvorm.
B
Voor het voltooid deelwoord.
C
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan voor het hele werkwoord.
D
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan na het hele werkwoord.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.
A
Elle le parle
B
Elle lui parle
C
Elle les parle
D
Elle leur parle

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Le chat chasse la souris"

In welke zin is het lijdend vooorw. goed vervangen?

A
Le chat lui chasse.
B
Le chat la chasse.
C
Le chat chasse la.
D
Le chat chasse lui.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"La souris a trompé le chat"

In welke zin is het lijdend vw. goed vervangen?

A
la souris l'a trompé
B
la souris a le trompé
C
la souris a trompé le

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervang het lijdend of meewerkend voorwerp:

Je ne vais pas écrire un message.
A
Je ne vais pas l'écrire
B
Je ne le vais écrire pas
C
Je ne vais pas le écrire
D
Je vais pas lui écrire

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervang het lijdend of meewerkend voorwerp en geef antwoord op de vraag:

Tu écris un email ? Non, ....
A
je ne le écris pas
B
je ne pas l'écris
C
je ne l'écris pas
D
je le n' écrire pas

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Posez-les!

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies