H7 - les 7

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik meervoudsvormen maak en spel.
  • Ik weet hoe ik verkleinwoorden maak en spel.
  • Ik weet wanneer ik een tussen -n of -s gebruik in samenstellingen.
  • Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los schrijf.

  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen lectuur en literatuur.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Literaire begrippen
  • Samenstellingen (aan elkaar of los) - uitleg
  • Maken H7, paragraaf 8
  • Leesautobiografie (13 oktober)

Slide 3 - Tekstslide

Literaire begrippen
lectuur vs literatuur
graphic novels

Slide 4 - Tekstslide

Lectuur
-simpele verhaallijn
-voorspelbare patronen
-stereotype, oppervlakkige personages
- 'leesvoer': gericht op vermaak
-makkelijk leesbaar

Slide 5 - Tekstslide

Literatuur
-unieke verhalen
-diepgang, verrassend
-uitgewerkte karakters
-ruimte voor interpretatie
-vermaak is niet altijd het hoofddoel
-woorden bewust gekozen

Slide 6 - Tekstslide

Luister - Sacha Bronwasser
Onweerstaanbaar beschrijft Sacha Bronwasser het Parijse leven in een roman die tot nadenken stemt. Bronwasser wekt Parijs tot leven in deze sterke roman over een au pair. Soepel en trefzeker voert ze de spanning op. - 5 sterren, de Volkskrant

Bronwasser weet de lezer enkele malen op het verkeerde been te zetten, doordat het verhaal steeds een iets andere wending neemt, en daarmee bredere thematiek aanraakt dan je in eerste instantie verwacht. - Tzum

Slide 7 - Tekstslide

Wie bepaalt wat literatuur is?
literaire veld : uitgevers, recensenten, presentatoren, auteurs, critici,   b    
                             tijdschriften,...

Al deze spelers (de mensen 'die er verstand van hebben') bepalen of een werk literatuur is. Hoe meer aandacht in de media, hoe meer naamsbekendheid, hoe groter de kans dat het boek goed verkoopt.


Slide 8 - Tekstslide

Literaire canon
Literaire werken kunnen om verschillende redenen uniek en dus van waarde zijn, bijvoorbeeld door hoe ze zijn geschreven, maar ook door de tijd waarin ze zijn gemaakt en welke voorbeeldrol ze hebben vervuld.

De literaire canon is een lijst met boeken 'die je gelezen moet hebben' volgens een bepaalde groep deskundigen. De lijst bevat 100 literaire werken die volgens de leden een ereplaats hebben verdiend in de Nederlandse literatuurgeschiedenis.


Slide 9 - Tekstslide

opdracht
Ga op zoek naar de literaire canon.
Welk boek staat op nummer 1?
Welke titels (her)ken je?

Slide 10 - Tekstslide

Graphic novels
Stripverhalen met het karakter van literatuur.
Sommige literaire werken worden omgezet naar een graphic novel.

-> Welke voor- en/of nadelen zie jij hieraan?


Slide 11 - Tekstslide

opdracht

Ga op zoek naar literaire werken die naar een graphic novel zijn omgezet.
Plak in de volgende dia een foto van deze literaire werken.

-> Denk vast na over de vraag:
     Zouden graphic novels op de leeslijst moeten worden toegestaan?
     Waarom wel/niet

Slide 12 - Tekstslide

Literaire graphic novels

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Literaire graphic novels op de leeslijst?
JA
NEE

Slide 16 - Poll

Schrijfstijl
Een van de belangrijkste elementen van literatuur is schrijfstijl -> de dingen die opvallen in het taalgebruik van de schrijver:
-korte/lange zinnen
-veel/weinig bijvoeglijke naamwoorden
-moeilijke/makkelijke woorden
-ouderwetse/moderne woorden
-dialogen of juist niet
-beeldend taalgebruik
-gebruik beeldspraak

Slide 17 - Tekstslide

Fragment
1. Onderstreep de vormen van beeldspraak die je tegenkomt.
2. Lize Spit is een Vlaamse auteur. Hoe zie je dat terug in dit fragment?
3. Lize Spit wordt gewaardeerd om haar poëtische schrijfstijl. Kun je een zin 
     aanwijzen waarin je dit herkent?

Slide 18 - Tekstslide

H7 Spelling
  • Herhaling alle onderdelen uit de   onderbouw
  • Per week 2 paragrafen
  • Doe je actief mee in de les, dan         heb je weinig huiswerk.
  • Eind van het hoofdstuk bezemles

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 8
Aan elkaar of los?

Slide 20 - Tekstslide

samenstellingen
Samenstellingen schrijf je in het Nederlands in het algemeen aan elkaar. Soms schrijf je de woorden los van elkaar.

Slide 21 - Tekstslide

aan elkaar
samenstellingen van twee of drie woorden:
- deurbel, vakantiehuis, lagelonenland
- autorijden, uiteenspatten, televisiekijken
- donkerblauw, kogelvrij, veelgelezen
- indiensttreding, teraardebestelling

Slide 22 - Tekstslide

aan elkaar
getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend:
- vijfenveertig, zeshonderdvijftig, dertienduizend

Maar: tien miljoen, drie miljard

Slide 23 - Tekstslide

aan elkaar
combinaties van een voorzetsel en een bijwoord:
- Hij woont hier heel dichtbij.

Maar:  als na het voorzetsel een voornaamwoord of een zelfstandig     
               naamwoord volgt, schrijf je voorzetsel en bijwoord los:
- Hij woont dicht bij mij (pers.vnw). 
- Hij woont dicht bij het winkelcentrum (zn).

Slide 24 - Tekstslide

aan elkaar
combinaties van of twee voorzetsels:
- voorin, achterop

Maar:  als na het voorzetsel een voornaamwoord of een zelfstandig 
              naamwoord volgt, schrijf je de voorzetsels los:
- Mila zat boven op haar (pers.vnw).
- Bij lange reizen zit Els graag voor in de bus (zn), want achterin 
   wordt ze altijd misselijk.

Slide 25 - Tekstslide

aan elkaar
voornaamwoordelijke bijwoorden; die bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel:
- hieraan, waarvoor, erdoorheen, daartegenover

Maar: de regel geldt niet voor ‘voorzetsels’ die deel uitmaken van    
            samengestelde werkwoorden (ww) als inpakken of afhangen. 
- Maak je de surprise op zolder en pak je die daar in? Nou, dat hangt ervan af. 
- Het cadeautje lag eerst op de tafel, maar het viel ervanaf.

Slide 26 - Tekstslide

oefenen

Slide 27 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
minimum inkomen
B
minimuminkomen

Slide 28 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 29 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
We gaan eropuit.
B
We gaan er opuit.
C
We gaan erop uit.

Slide 30 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
zich er van af maken
B
zich ervan af maken
C
zich ervanaf maken
D
zich ervan afmaken

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

maken
Nieuw Nederlands (online)
Cursus 7 Spelling, par. 8 (aan elkaar of los):  5 opdrachten naar keuze

Klaar?      -> controleer of je per paragraaf 5 opdrachten af hebt 
                    -> verder werken aan leesautobiografie   (13 oktober)
                    -> verder lezen in je boek   (16 november)

Slide 33 - Tekstslide

Leesautobiografie
uiterlijke inleverdatum: vrijdag 13 oktober

O - V - G
(bonuspunt voor literatuurtoets P2)

Slide 34 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik meervoudsvormen maak en spel.
  • Ik weet hoe ik verkleinwoorden maak en spel.
  • Ik weet wanneer ik een tussen -n of -s gebruik in samenstellingen.
  • Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los schrijf.

  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen lectuur en literatuur.

Slide 35 - Tekstslide