Koppensysteem

Welke klimaten ken je allemaal?
1 / 13
volgende
Slide 1: Woordweb
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welke klimaten ken je allemaal?

Slide 1 - Woordweb

Systeem van Köppen
De Duitse klimatoloog Köppen 

Ieder klimaat kun je opschrijven in 2 letters




Slide 2 - Tekstslide

Systeem van Köppen
1e letter, keuze uit: 
A
B
C
D
E

2e letter, keuze uit (alleen bij A, C & D):
s
w
f

Slide 3 - Tekstslide

Tropen

Droog klimaat

Zeeklimaat

Landklimaat


Koud klimaat

Slide 4 - Tekstslide

A tropisch klimaat
Warmste klimaat. 

Vraag A: Altijd warmer dan 18 graden en meer dan 500 mm neerslag? JA! = A - klimaat

Rondom de evenaar.

Vervolgvraag: Wanneer neerslag? 

Af: tropisch klimaat, hele jaar neerslag.
As: tropisch klimaat, zomer droge tijd (savanne)
Aw: tropisch klimaat, winter droge tijd (savanne)
Am: tropisch moesson klimaat, alleen neerslag in gemiddeld 4 maanden per jaar, de rest van het jaar droge tijd

Slide 5 - Tekstslide

B droog klimaat 
Vraag A: Altijd warmer dan 18 graden en meer dan 500 mm neerslag? = NEE
Vraag B: Minder dan 500 mm neerslag per jaar? 
JA = B klimaat 

BS: steppeklimaat
Tussen 250 en 500 mm neerslag per jaar. 
BW: woestijnklimaat
Minder dan 250 mm neerslag per jaar.

Let op; poolwoestijnen... 

Slide 6 - Tekstslide

C zeeklimaat

Vraag A: Altijd warmer dan 18 graden en meer dan 500 mm neerslag? = NEE

Vraag B: Minder dan 500 mm neerslag per jaar?  = Nee

Vraag C: Koudste maand tussen 18 en -3?  = JA = C - klimaat


Vervolgvraag: wanneer is de neerslag? 
Cf: zeeklimaat, hele jaar neerslag.
Cs: zeeklimaat, zomer droge tijd.
Cw: zeeklimaat, winter droge tijd.

Welk klimaat komt in NL voor?

Slide 7 - Tekstslide

C zeeklimaat

Gematigd zeeklimaat:

koudste maand tussen -3 en 18 graden.

warmste maand > 10 graden.


Grote verschillen binnen C-klimaten!

Cf: zeeklimaat, hele jaar neerslag.
Cs: zeeklimaat, zomer droge tijd.
Cw: zeeklimaat, winter droge tijd.

Welk klimaat komt in NL voor?

Slide 8 - Tekstslide

D landklimaat
Vraag A: Altijd warmer dan 18 graden en meer dan 500 mm neerslag? = NEE
Vraag B: Minder dan 500 mm neerslag per jaar? = Nee
Vraag C:  Koudste maand tussen 18 en -3? = Nee
Vraag D: Koudste maand onder -3, warmste maand boven 10? JA! = D - klimaat

Vervolgvraag: Wanneer is er neerslag? 
Df: landklimaat, hele jaar neerslag.
Ds: landklimaat, zomer droge tijd.
Dw: landklimaat, winter droge tijd.

Slide 9 - Tekstslide

D landklimaat
Gematigd klimaat. Koudste maand < -3 graden. Warmste maand > 10 graden.

Droger dan de C-klimaten -> verder van zee.

In de zomer vaak warmer dan een C-klimaat.

Df: landklimaat, hele jaar neerslag.
Ds: landklimaat, zomer droge tijd.
Dw: landklimaat, winter droge tijd.

Slide 10 - Tekstslide

E koud klimaat
Vraag A: Altijd warmer dan 18 graden en meer dan 500 mm neerslag? = NEE
Vraag B: Minder dan 500 mm neerslag per jaar? = Nee
Vraag C: Koudste maand tussen 18 en -3? = Nee
Vraag D: Koudste maand onder -3, warmste maand boven 10? = Nee
Vraag E: altijd onder de 10 graden?  = JA = E-klimaat 

Welke E? 
EF: eeuwige sneeuw in poolgebieden (temperatuur altijd onder 0 en weinig neerslag)
ET: toendraklimaat (temperatuur in warmste maand boven tussen 0 en 10.
EH: hooggebergteklimaat (temperatuur altijd onder 0 maar wel veel neerlslag)

Slide 11 - Tekstslide

E koud klimaat
Koud klimaat: warmste maand < 10 graden.

Verschillende soorten E-klimaten:

EF: eeuwige sneeuw in poolgebieden
ET: toendraklimaat (temperatuur in warmste maand boven nul)
EH: hooggebergteklimaat (temperatuur in warmste maand onder nul)

Slide 12 - Tekstslide

Klimaatdiagram

Slide 13 - Tekstslide