Feiten, meningen en argumenten

Nederlands 4 oktober 2024
Feiten, meningen en argumenten.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 4 oktober 2024
Feiten, meningen en argumenten.

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
- je weet wat een feit is 
- je weet wat een mening is 
- je weet wat een argument is

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Feiten
- Kun je bewijzen of controleren.

- Kun je opzoeken.
- Iets wat zeker is gebeurd of dat echt waar is.
- Een ander kan hier niet anders over denken.
- Het is zo.





Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden van feiten

- Het is 13 graden buiten. 

- Het is vandaag vrijdag. 

- De televisie kost €800.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Meningen
- Geven aan wat jij vindt. 
- Een ander kan hier heel anders over denken.

- Je gedachte ergens over.
- Met een mening kun je het eens of oneens zijn.
- Een mening kun je onderbouwen met argumenten.


Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden van meningen

- De trui van Nienke vind ik mooi. 

- Ik vind die televisie erg duur. ​

- De vakantie duurt veel te kort.

Slide 9 - Tekstslide

Met een argument vertel je waarom jij iets vind of denkt. 

Slide 10 - Tekstslide

Argumenten
- Een reden

- Uitleg waarom je iets vindt.
- Kun je herkennen aan de woorden: omdat en want.


Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden van argumenten

- Ik vind die televisie erg duur, want hij kost €800. 

- Ik vind oranje een mooie kleur, want ik voel me blij als ik het zie. 

- Ik ben morgen niet op school, omdat ik naar de tandarts moet.

Slide 12 - Tekstslide

Feit: Deze jongen draagt een rood shirt.
Mening: Ik vind rood een mooie kleur.
Argument: Ik vind rood een mooi kleur, omdat ik dan moet denken aan de liefde. 

Feit: Deze jongen draagt een rood shirt.

Mening: Ik vind rood een mooie kleur.

Argument: Ik vind rood een mooie kleur, omdat ik dan moet denken aan de liefde.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Deze appel is rood.

Mening of feit?
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quizvraag

Een rode appel is lekkerder dan een groene.

Mening of feit?
A
Mening
B
Feit

Slide 16 - Quizvraag

Er staan vier kinderen op de foto.

Feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quizvraag

Het blonde meisje heeft mooi haar.

Feit of mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quizvraag

Ik vind 'IT' een spannende film.
A
Feit
B
Mening

Slide 20 - Quizvraag

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening

Slide 21 - Quizvraag

Je moet je melden, als je te laat bent.
A
Feit
B
Mening

Slide 22 - Quizvraag

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met 'u'.
A
Feit
B
Mening

Slide 23 - Quizvraag

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening

Slide 24 - Quizvraag

Sterke en zwakke argumenten.

Slide 25 - Tekstslide

Stelling 1:
Leerlingen mogen alleen fruit en gezonde producten kopen en/of eten op school.

Slide 26 - Tekstslide

Eens of oneens?


Eens
Oneens

Slide 27 - Poll

Geef je argument.

Waarom ben je het eens of oneens met de stelling?

Slide 28 - Open vraag

Stelling 2:
Jongens en meisjes zouden niet bij elkaar in de klas moeten zitten. 

Slide 29 - Tekstslide

Eens of oneens?

Jongens en meisjes zouden niet bij elkaar in de klas moeten zitten.
Eens
Oneens

Slide 30 - Poll

Geef je argument.

Waarom ben je het eens of oneens met de stelling?

Slide 31 - Open vraag

Alles op een rijtje
Feiten, meningen en argumenten. 

Slide 32 - Tekstslide

Feit
Feiten zijn echt waar. 
Je kunt ze bewijzen. 

Bijvoorbeeld: 
Het regent buiten. Kijk maar door het raam. Je ziet de druppels. 


Slide 33 - Tekstslide

Mening
Bij een mening zegt iemand wat hij ervan vindt. 
Je kunt het niet bewijzen. 
Iemand kan er anders over denken.

Bijvoorbeeld:
Ik vind het warm vandaag. Mijn vriend vind het koud. 




Slide 34 - Tekstslide

Argument
Met een argument geef je aan waarom je iets vind. 
Je kan anderen ermee overtuigen van jouw mening. 

Bijvoorbeeld: 
Ik houd mij aan de afspraken, omdat ik het fijn vind als anderen dat ook doen.  











Slide 35 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 36 - Open vraag

Welke emoji geef jij deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Je bent nu klaar met deze les!

Slide 38 - Tekstslide