Thema krachten les 4 periode 5

Thema krachten les 4 
Zwaartekracht, gewicht en massa. 

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema krachten les 4 
Zwaartekracht, gewicht en massa. 

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen les 3. 
Wat weten we nog?

Slide 2 - Tekstslide

Welke drie eigenschappen laat de pijl van een kracht zien?
A
Aangrijpingspunt, richting en kracht
B
Aangrijpingspunt, richting en grootte
C
aangrijpingspunt, grootte en kracht.

Slide 3 - Quizvraag

Noem drie soorten krachten die je tot nu toe heb geleerd.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het Engelse woord voor kracht.

Slide 5 - Open vraag

Wat is de eenheid voor kracht?
A
Newton (n)
B
kilogram (kg)
C
unster

Slide 6 - Quizvraag

Wat gaan we deze les doen?
Doelen van de les bespreken.
Opdrachten vorige les bespreken.
Uitleg en oefenen.
Opdrachten en huiswerk.
Hoe is het doel van de les gegaan?

Slide 7 - Tekstslide

Doelen van les 4

1. Aan het eind van de les kan ik uitleggen wat zwaartekracht is.
2. Aan het eind van de les kan ik vertellen wie Isaac Newton is.
3. Aan het eind van de les kan ik benoemen hoe je massa weegt en met welke eenheid.
4. Aan het eind van de les kan ik vertellen waar je zwaartekracht en gewicht mee meet.
5. Aan het eind van de les kan ik meten met newton.

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten bespreken.
Opdrachten van les 3 bespreken.

Huiswerk opdracht 1 t/m 6.

Slide 9 - Tekstslide

Zwaartekracht, gewicht en massa.
Waarom valt iets naar beneden? Dingen (voorwerpen) trekken elkaar aan.
Dat is ontdekt door de Engelse geleerde Sir Isaac Newton.
De eenheid van kracht, de newton (n) is dus naar hem vernoemd.

Slide 10 - Tekstslide

De kracht waarmee de aarde alles aantrekt, noem je de zwaartekracht. 
Kleine dingen hebben een kleine aantrekkingskracht. Grote voorwerpen, zoals de aarde, trekken met een grote kracht voorwerpen aan. 

Door de zwaartekracht vallen voorwerpen naar beneden. Door de zwaartekracht kunnen we op de aarde lopen. Vallende voorwerpen worden door de aarde aangetrokken. De kracht die op een parachutespringer werkt, is dus ook de zwaartekracht. De zwaartekracht is overal naar het middelpunt van de aarde gericht.

Slide 11 - Tekstslide

Zwaartekracht meten
Je hangt een voorwerp aan een unster. 
De veer wordt uitgerekt en de wijzer geeft een waarde aan.
Die waarde is de kracht waarmee de aarde aan het voorwerp trekt. 
Je meet dus hoeveel zwaartekracht er op het voorwerp werkt.
 Op een voorwerp met een grote massa werkt een grote zwaartekracht.
 Op een voorwerp met een kleine massa, werkt een kleine zwaartekracht. Dus hoe groter de massa, hoe groter de zwaartekracht en omgekeerd.

Slide 12 - Tekstslide

Gewicht
Je meet de kracht waarmee de zwaartekracht aan een voorwerp trekt. Dan heb je het gewicht van het voorwerp bepaald. Het voorwerp trekt aan de unster. Het voorwerp oefent een kracht uit op de unster. De kracht waarmee de aarde het voorwerp trekt, noem je het gewicht van het voorwerp. Dit gewicht is even groot als de zwaartekracht die op het voorwerp werkt.

Slide 13 - Tekstslide

Gewicht is ook een kracht.
gewicht is ook een kracht waarmee een voorwerp ergens op drukt. 
Bijvoorbeeld je lichaam op de weegschaal. 
De eenheid van kracht is de newton (N). 
De eenheid van gewicht dus eigenlijk ook. 
Gewicht is dus niet: zoveel kilogram, maar zoveel newton.

Slide 14 - Tekstslide

Massa meten.
Massa meet je door te vergelijken met een andere massa. Dat doe je met een balans. De eenheid van massa is kilogram (kg). Het meten van de massa noem je wegen. Aan elke kilogram massa trekt de zwaartekracht met een kracht van ongeveer 10 N (9,81 N).
Wij gaan rekenen in ongeveer en precies. Bijvoorbeeld: er ligt een blok hout met een massa van 1 kilogram op een tafel. Dan druk dat blok hout met een kracht van ongeveer 1 kg x 10 N = 10 N op die tafel. Gaan we hem werkelijk berekenen dan is het 1kg x 9,81 N = 9,81 N

Slide 15 - Tekstslide

Grootheden

Lengte (L)
Gewicht/massa (m)
Temperatuur (T)
Kracht (F)

Eenheden

Meter (m)
Gram (g)
Celcius (*C)
Newton (N)

Slide 16 - Tekstslide

Wij gaan rekenen in ongeveer en precies.
Bijvoorbeeld: er ligt een blok hout met een massa van 1 kilogram op een tafel. Dan druk dat blok hout met een kracht van ongeveer 1 kg x 10 N = 10 N op die tafel. 

Gaan we hem werkelijk berekenen dan is het 
1kg x 9,81 N = 9,81 N (hier mag je een rekenmachine bij gebruiken. 

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel is 5kg in N (Newton)

Ongeveer 1 kg x 10 N = 10 N
A
5 N
B
50 N
C
500 N
D
0 N

Slide 18 - Quizvraag

Wie lukt het om hem precies uit te rekenen? 5kg =.... N
1kg x 9,81 N = 9,81 N
A
5kg x 9,81 N= 49,05
B
5kg x 9,81 N = 490,5
C
5kg x 9,81 N= 4,905

Slide 19 - Quizvraag

Onthouden:
Massa meet je met een balans. Massa heeft als eenheid g of kg. Zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde een voorwerp aantrekt. Gewicht is de kracht waarmee een voorwerp op zijn ondersteuning drukt. Zwaartekracht en gewicht zijn krachten. Ze hebben de eenheid newton (N), dus niet kilogram! Je meet zwaartekracht en gewicht met een unster. Je meet kracht in N (Newton) Ongeveer 1 kg x 10 N = 10 N precies is het 1kg x 9,81 N = 9,81 N 


Slide 20 - Tekstslide

Waarmee trekt de aarde voorwerpen aan?

Slide 21 - Open vraag

Zijn alle krachten altijd even groot?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
Kg
B
Newton

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de eenheid van gewicht?
A
Kg
B
Newton

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de eenheid van massa?
A
Kg
B
Newton

Slide 25 - Quizvraag

1 kg x 10 N = 10 N 

3 kg x 10 N= ....... N

130 kg x 10 N= ....... N

32 kg x 10 N= ........ N



1kg x 9,81 N = 9,81 N (hier mag je een rekenmachine bij gebruiken.  

3 kg x 9,81 N =......... N

130 kg x 9,81 N= .......... N

32 kg x 9,81 N= .......... N

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten bespreken
Keuzeopdracht 1: kwartet maken 
keuzeopdracht 2: spierkracht trainen.

Huiswerk bespreken.
Opdracht 1 t/m 7

Slide 27 - Tekstslide

Hoe gaat het doel?

Slide 28 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je hebt geleerd!

Slide 29 - Open vraag

Stel een vraag over iets dat je niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open vraag

Wat gaan we volgende les doen?


Les 5 Hefboom 

Slide 31 - Tekstslide

Wie heeft er nog extra uitleg nodig?

Slide 32 - Open vraag

Huiswerk 
Keuzeopdracht 1: kwartet maken 
keuzeopdracht 2: spierkracht trainen.

Huiswerk opdracht 1 t/m 7

Bedankt voor het luisteren en jullie inzet. 

Slide 33 - Tekstslide