2 V Grammar SO Unit 1

Grammar
Unit 1 & 2
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar
Unit 1 & 2

Slide 1 - Tekstslide

Present simple
  • Als iets altijd/nooit/regelmatig gebeurt: I usually go to my friend's house.
  • Als het een feit is (tijd speelt geen rol): The sun rises in the east.
  • Bij ww die een zintuiglijke waarneming aangeven: see/hear/taste/sound/smell: The soup tastes good.
  • Bij ww die een geestelijke staat aangeven: know/understand/believe/realise/doubt etc: I know that she will be there.
  • Bij ww die een voorkeur aangeven: like/love/prefer/hate:
    We like that music.

Slide 2 - Tekstslide

Signaal woorden
always - altijd
usually - gewoonlijk
rarely - zelden
sometimes - soms
never - nooit
often - vaak

Slide 3 - Tekstslide

Vorm:
hele ww: They work in an office.
shit-regel: He works over there.
Vragend: do/does
Do they work in an office?
Does he work over there?
Ontkennend: don't/doesn't
They don't work in an office.
He doesn't work over there.

Slide 4 - Tekstslide

Present continuous
  • Iets is nu bezig of aan de gang:
    We're doing grammar at the moment.
  • Er is sprake van een tijdelijk situatie:
    I'm staying with my aunt this week.
  • Er is sprake van ergernis (icm always/constantly):
    They're constantly complaining about it.

Slide 5 - Tekstslide

Vorm:
am/are/is + ww + ing: I am watching TV.
vragend: am/are/is vooraan:
Are you doing your homework?
ontkennend: am not/ aren't isn't:
We aren't listening to music.

Slide 6 - Tekstslide

I often ... TV before bed.

Slide 7 - Open vraag

Take your coat, it ... outside. (rain)

Slide 8 - Open vraag

My sister ... the dog at the moment. (walk)

Slide 9 - Open vraag

..... your soup ... good?

Slide 10 - Open vraag

He ... me at the moment. (not/ text)

Slide 11 - Open vraag

That music .... awful. (sound)

Slide 12 - Open vraag

Possessives
Bij personen:
enkelvoud: 's - the boy's bike
meervoud: ' - the boys' bike
Bij namen: 's  - James's girlfriend
Bij tijd:
enkelvoud: 's - An hour's walk from home.
meervoud: ' - A tree hours' drive.
Plaats (je noemt de naam van het gebouw niet): 's
- my friend's house
- the baker's shop

Slide 13 - Tekstslide

possessives
Bij dingen, hoeveelheden en aardrijkskundige namen: ...of...
- the brakes of the bike
- a cup of coffee
- a pound of apples
- the city of London
- the leg of the table

Slide 14 - Tekstslide

de laptop van het meisje

Slide 15 - Open vraag

de ramen van het huis

Slide 16 - Open vraag

de stad Nijmegen

Slide 17 - Open vraag

het eten van de honden

Slide 18 - Open vraag

de kooi van de kat

Slide 19 - Open vraag

de auto van mijn broer

Slide 20 - Open vraag

de kamer van mijn broers

Slide 21 - Open vraag

all/every/each
all: alle
- We are all responsible for ourselves.
- All teachers drink coffee.
- They are all late for school.
- We must all be kind to one another.

Slide 22 - Tekstslide

every - elke/iedere
elke: zonder uitzondering
na every komt altijd een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud
- Every child must listen to their parents.
- I take a long walk every day.
- Every year we go on holiday
- Every teacher wants to help students.

every kan alleen bij groepen van 3 of meer

Slide 23 - Tekstslide

each: elke afzonderlijke
Als er een zelfstandig naamwoord achter each staat dan is dat woord in het enkelvoud

- Each of the children wanted something else.
- Take one in each hand.
- Each person is different.

Each kan bij groepen van 2 gebruikt worden



Slide 24 - Tekstslide

Take one in ... hand
A
all
B
every
C
each

Slide 25 - Quizvraag

... the people were protesting.
A
all
B
every
C
each

Slide 26 - Quizvraag

... protestor wore a black shirt
A
all
B
every
C
each

Slide 27 - Quizvraag

... student in this class is friendly.
A
all
B
every
C
each

Slide 28 - Quizvraag

... students in this class love English.
A
all
B
every
C
each

Slide 29 - Quizvraag

Conjunctions - Voegwoorden
Als je delen van zinnen met elkaar wil verbinden dan gebruik je voegwoorden.

Ze drukken ook een bepaalde relatie tussen die delen van zinnen uit, bijvoorbeeld een gevolg of een tegenstelling.

Slide 30 - Tekstslide

soorten conjunctions
(logisch) gevolg: so
- He just got off the plane, so he’s really tired.
keuze: or
- Shall I stay here or shall I go home?
opsomming: and
- Vicky is creative and Daniela is wise.

Slide 31 - Tekstslide

soorten conjuncions
reden/oorzaak: because, since
- I’d better go because dinner is ready.
- I’ve got something to say, since we’re all here.
tegenstelling: but, yet
- I like fish, but I don’t eat herring.
- He’s nice, yet there’s something odd about him.

Slide 32 - Tekstslide

soorten conjunctions
tijd: until, before, after, when, while
- I stayed at her house until my mother picked me up.
- He cut me off before I could finish my sentence.
- She left right after she had finished her speech.
- They were still fighting when Dad came in.
- You can clean the kitchen while I do the shopping.

Slide 33 - Tekstslide

Do you want to eat chicken ... fish?
A
or
B
because
C
so
D
until

Slide 34 - Quizvraag

They can't come to visit ... their car broke down.
A
or
B
because
C
so
D
until

Slide 35 - Quizvraag

Let's make them feel at home ... they are here.
A
or
B
because
C
yet
D
while

Slide 36 - Quizvraag

I'll ask him ... he gets here.

Slide 37 - Open vraag

She was crying ... someone hurt her.

Slide 38 - Open vraag


Slide 39 - Open vraag