Symbiotische zwavelbacteriën leven in kokerwormen. Welk type symbiose is dit?
A
Commensalisme, want beide soorten organismen leven van dezelfde stoffen
B
Mutualisme. De bacteriën krijgen bescherming van de kokerwormen. De kokerwormen krijgen organische stoffen van de bacteriën.
C
Parasitisme, want de bacteriën onttrekken organische stoffen aan de kokerwormen
D
Predator-prooi-relatie, want de kokerwormen leven van de bacteriën
Slide 7 - Quizvraag
Geef twee voorbeelden van anorganische stoffen
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Assimilatie / dissimilatie
Om energiestromen e.d. goed te kunnen begrijpen moet je deze twee begrippen kennen.
Assimilatie = opbouwreacties. Hierbij worden grotere stoffen gemaakt (bijv. glucose) waarin energie wordt opgeslagen.
Dissimilatie = afbraakreacties. Hierbij worden grotere stoffen afgebroken, waarbij de opgeslagen energie vrij komt.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Vetten
A
Organisch
B
Anorganisch
Slide 15 - Quizvraag
Water
A
Organisch
B
Anorganisch
Slide 16 - Quizvraag
Enzymen
A
Organisch
B
Anorganisch
C
kan zowel organisch als anorganisch zijn
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeelden van chemosynthese....
...op de volgende dia's....
NIET uit je hoofd leren......
WEL kunnen herkennen
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Ter lering ende vermaak...
Het volgende filmpje is een klassieker, die je waarschijnlijk al wel kent. Op pagina 13 gaat het over 'adaptatie'. Nou, dit een een goed voorbeeld daarvan.
Als je het filmpje al kent, ga dan vooral verder, maar zo niet....dan moet je echt even kijken!
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Lees 17.2 door (was huiswerk)
Bestudeer vooral bron 5 goed.
Kun je uitleggen wat het verschil is tussen het 'foundereffect' en het 'flessenhalseffect'?
Het volgende filmpje is geen verplichte leerstof, maar geeft wel wat meer info over de halsbandparkieten... (4 min.)
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Wat is waar over het 'foundereffect' en het 'flessenhalseffect' in bron 5?
A
Bij het 'flessenhalseffect' is er sprake van het stichten van een nieuwe populatie op een andere plek
B
Bij het 'foundereffect' speelt natuurlijke selectie een grote rol.
C
De oorzaak is verschillend, maar de uitkomst is vergelijkbaar namelijk weinig genetische variatie
D
De oorzaak is vergelijkbaar, namelijk natuurlijke selectie, maar de uitkomst is verschillend.
Slide 27 - Quizvraag
Bestudeer bron 6 zorgvuldig
- Welke twee factoren bepalen het evenwichtspunt?
- Waarom ligt dit evenwichtspunt op een groot eiland verder naar rechts dan op een klein eiland (en wat betekent dit?)
- Waarom ligt dit evenwichtspunt op een nabij eiland meer naar rechts dan op een veraf eiland (en wat betekent dit?)
- Wat heeft de eilandtheorie met 'ecologie in de stad' te maken?