§3.3 Steden worden groter

§3.3 Steden worden groter
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§3.3 Steden worden groter

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Leerdoelen
- Herhaling §3.2
- Uitleg §3.3 en §3.4
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet hoe de groei van steden plaatsvindt en hoe daardoor agglomeraties zijn ontstaan
Je begrijpt waarom meer welvaart gevolgen heeft voor de inrichting van een gebied
Je kunt uitleggen waarom herinrichting van steden de congestie kan verminderen

Slide 3 - Tekstslide


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

De afbeelding gaat over de migratie tussen (voormalig) Oost-Duitsland en (voormalig) West-Duitsland.

Welke lijn geeft de migratie aan van (voormalig) Oost-Duitsland naar (voormalig) West-Duitsland? 
A
Lijn 1
B
Lijn 2

Slide 4 - Quizvraag

Remigratie is
A
een ander woord voor gezinshereniging
B
het verhuizen naar een ander land
C
het terugkeren van immigranten naar hun land van herkomst

Slide 5 - Quizvraag

Begrippen 3.2
Urbanisatie= trek van het platteland naar de stad
Suburbanisatie=trek van de stad naar plaatsen rondom de stad
Forensisme= het op en neer reizen tussen de plaats waar je werkt en woont.
Congestie= File

Slide 6 - Tekstslide

Na 1950 trokken veel mensen naar de steden. In de jaren 70 nam de groei van steden af.

Waarom?

Slide 7 - Tekstslide

Urbanisatie en suburbanisatie
  • Na jaren 1950: urbanisatie > veel werk in de steden.
  • Na jaren 1970: suburbanisatie > gezinnen vonden het wonen in de stad niet meer aantrekkelijk en trokken naar plaatsen in de buurt van de stad.

  • Sinds eind jaren 1990: Randstad groeit.

  • Sinds 2017: gebrek aan woongelegenheid Randstad > jonge gezinnen vertrekken.

Slide 8 - Tekstslide

Groei van steden
  • In oude steden bestaat de binnenstad uit een historische stadskern, zoals Amsterdam.
  • Het stratenpatroon is smal en kronkelig.
  • De bebouwingsdichtheid is hoog.

Waarom?

  • Vroeger: geen auto’s, dus wegen minder breed en recht, soms stadsmuren > bebouwing op een relatief klein oppervlak.


Slide 9 - Tekstslide

Groei van steden
  • Door herinrichting verandert de functie van sommige stadsdelen. Zoals havengebieden aan te passen naar woonwijken. De overheid wil de mobiliteit verbeteren. 

  • Bewoners hoeven minder ver te reizen naar hun werk in de stad > daardoor neemt forensisme af en is er minder congestie (files) op de weg.

Slide 10 - Tekstslide

Groeimodellen
  • Om de historische stadskern zijn later vaak nieuwe wijken gebouwd. Dit heet het:
1. Concentrisch groeimodel
2. Meerkernen-groeimodel
3. Sector-groeimodel

Hoe verder van het centrum hoe nieuwer de wijken.

Slide 11 - Tekstslide

Meerkernen-groeimodel
Elk stadsdeel heeft zijn eigen voorzieningen
Sector-groeimodel
Steden met woningen en bedrijven langs de snelwegen en doorgaande wegen

Slide 12 - Tekstslide

Agglomeratie en stedelijke zone
  • Suburbanisatie in de jaren 1970: band tussen stad en omliggende plaatsen.
  • Wat is het gevolg? Plaatsen groeiden aan elkaar = agglomeratievorming. Dit heet een agglomeratie.

  • Stedelijke zone: meerdere agglomeraties aan elkaar vastgegroeid, zoals de Randstad en het Ruhrgebied.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide