Les 1 formuleren: zinnen begrenzen

Goedemorgen! :)
Telefoon in de telefoontas
Pak je spullen erbij!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen! :)
Telefoon in de telefoontas
Pak je spullen erbij!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Stil lezen (15 minuten)
  • Toetsing formuleren en schrijven uitleggen
  • Leerdoelen
  • Start met H1: zinnen correct begrenzen
  • Aan de slag met het huiswerk
  • Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Toetsing formuleren en schrijven
- Je maakt bij het onderdeel 'formuleren' huiswerk uit het boek;
- Je maakt ook een schrijfdossier aan. Per paragraaf maak je een schrijfopdracht. Dit is gekoppeld aan de theorie van formuleren. We gaan hier tijdens de les mee bezig op de laptops;
- Je maakt een toets formuleren nadat we alles behandeld hebben (weging: twee keer)
- Het schrijfdossier lever je aan het einde van de periode in via Teams
(weging: o/v/g tot voldoende)


Slide 4 - Tekstslide

Wat is volgens jou de betekenis van het woord 'formuleren'?

Slide 5 - Open vraag

Formuleren



Onder woorden brengen.


Slide 6 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om goed te formuleren?

Slide 7 - Woordweb

Sleep de onderdelen naar het vak, die volgens jou bij Formuleren horen.
woordenschat
verwijswoorden
Trappen van vergelijking
zinsontleden
zinsverbanden
Goede zinnen maken.

Slide 8 - Sleepvraag

Lesdoelen voor vandaag

  • Aan het eind van de les weet je hoe ik zinnen correct begrenst;
  • Aan het eind van de les weet ik wat een enkelvoudige en een samengestelde zin is;
  • Aan het eind van de les weet ik wat een verbindingswoord of voegwoord is.

Slide 9 - Tekstslide

Theorie
Soms heeft een zin één persoonsvorm. Dit noemen we een enkelvoudige zin. Bijv. Jan eet een appel. (pv = eet)

Je kunt ook zinnen aan elkaar plakken. Zulke aan elkaar geplakte zinnen, noemen we samengestelde zinnen. Een samengestelde zin heeft 2 of meer persoonsvormen.
Om zinnen aan elkaar te plakken, gebruiken we voegwoorden/verbindingswoorden. Bijv. Jan eet een appel, want hij heeft honger.


Slide 10 - Tekstslide

Theorie
Soms staat er ook aan het begin van de samengestelde zin een verbindingswoord/voegwoord. Dan plaatsen we een komma tussen de 2 persoonsvormen die dan vaak naast elkaar staan. Ook dit kwam aan bod in Spelling.

Bijv. Omdat hij honger heeft, eet Jan een appel.

Slide 11 - Tekstslide

Noem nog een aantal verbindingswoorden/voegwoorden. 'want, en, of' zijn al gegeven.

Slide 12 - Woordweb

Maak van onderstaande 2 zinnen, één samengestelde zin. Gebruik hierbij een passend verbindingswoord.

Hij had niet geleerd. Hij heeft een 8 voor zijn toets.

Slide 13 - Open vraag

Maak van onderstaande 2 zinnen, één samengestelde zin. Gebruik hierbij een passend verbindingswoord.

Ik vind wielrennen leuk. Ik kijk de Tour de France.

Slide 14 - Open vraag

Tip
Als je gaat schrijven, probeer er dan voor te zorgen dat je niet meer dan één komma per zin gebruikt of het woordje 'en' gebruikt om zinnen aan elkaar te plakken.
Zo houd je je zinnen overzichtelijk en goed te begrijpen. Probeer onderstaande zin maar eens te lezen en in één keer te begrijpen. 

Het nieuwe beleid van onze universiteit zal gericht zijn op de verdere uitbouw en ontwikkeling van op competentievorming georiënteerde onderwijsmethoden, de versterking van de faculteit in al haar geledingen en een betere voorbereiding van het management op de bestaande en de toekomstige taken.

Slide 15 - Tekstslide

veel beter is...
Het nieuwe beleid van onze universiteit is gericht op drie doelen. Ten eerste zullen we verder bouwen aan onderwijsmethoden die op competentievorming gericht zijn. Ten tweede willen we de faculteit in al haar geledingen versterken. En ten derde willen we ervoor zorgen dat het management beter is voorbereid op de bestaande en de toekomstige taken

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: opdracht 1 t/m 3 blz. 32/33 H1 formuleren.


Dit is ook huiswerk voor maandag!
Klaar? Lees uit je leesboek.

Slide 17 - Tekstslide

Les afsluiten

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel persoonsvormen heeft een enkelvoudige zin?
A
Een
B
Twee
C
Twee of drie
D
Geen idee

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een verbindingswoord of voegwoord?
A
Zodat de zin voor de lezer prettiger leest.
B
Om twee enkelvoudige zinnen samen te voegen tot één.
C
Om zinnen juist te begrenzen.
D
Alle drie antwoorden zijn goed.

Slide 20 - Quizvraag

Een verbindingswoord kan ook vooraan de zin staan.
A
Juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Ik begrijp hoe ik een zin op de juiste manier kan begrenzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll