Een zin bestaat uit één persoonsvorm. Dit noemen we een enkelvoudige zin.
Bijv. Jan eet een appel.
Je kunt ook zinnen aan elkaar plakken. Zulke aan elkaar geplakte zinnen, noemen we samengestelde zinnen. Om zinnen aan elkaar te plakken, gebruiken we verbindingswoorden.
Bijv. Jan eet een appel, want hij heeft honger.
In de hoofdstukken van spelling, heb je bovendien geleerd dat je voor zulke verbindingswoorden een komma plaatst. De enige verbindingswoorden waar we géén komma bij gebruiken zijn en + of.