Haal de persoonlijke, bezittelijke, aanwijzend en vragend voornaamwoorden uit de zinnen. Let op: ze hoeven niet in alle zinnen voor te komen!
Voorbeeld: Zulke vervelende televisieprogramma’s zenden ze toch niet uit op die zender?
- psv: ze
- bzv:
- awv: zulke, die
- vrv: