argumentatiestructuren

Tussentijdse herhaling
Leesvaardigheid: argumentatietechnieken
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tussentijdse herhaling
Leesvaardigheid: argumentatietechnieken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Ik ken het verschil tussen een standpunt en een argument.
2. Ik ken het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten.
3.Ik kan een weerlegging en tegenargument herkennen en formuleren.
4. Ik kan de soorten argumenten herkennen.
5. Ik kan de argumentatieschema's herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling argumentatietechnieken
  • Quizlet/blooket

Slide 3 - Tekstslide

[Er wordt een erg harde wind voorspeld.] Het is echt niet oké dat die carnavalsoptocht niet afgelast wordt!
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 5 - Quizvraag

Standpunt = de mening die je inneemt over een bepaald onderwerp
Argument = de reden waarom je van deze mening overtuigd bent.

De sterkte van je standpunt is afhankelijk van de sterkte van je argument(en)!

Slide 6 - Tekstslide

Verzin een argument bij het volgende standpunt:
Het slaat werkelijk nergens op dat de school een aantal apps blokkeert op de wifi.

Slide 7 - Woordweb

Leerdoel 1: Ik ken het verschil tussen een standpunt en een argument
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Argument: feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.


A
feitelijk
B
waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?

Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden. Leerlingen kunnen er echt geen nuttige dingen mee doen.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 10 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?

Je wordt er toch beroerd van als je die heftige berichten over ontgroeningen leest. Ze moeten het ontgroenen gewoon helemaal verbieden.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 11 - Quizvraag

Feitelijke argumenten
Standpunt wordt ondersteund met een feit.

voorbeelden:
Israël en de Palestijnen zullen niet snel nader tot elkaar komen (standpunt); ze hebben immers nu al meer dan zestig jaar een ernstig conflict (argument).

Slide 12 - Tekstslide

Waarderende argumenten
 Een waarderende uitspraak geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is.

Voorbeelden:
Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).


Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel 2: Ik ken het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Het openbaar vervoer zou gratis moeten zijn, dat zou een aanzienlijk verschil maken in de CO-uitstoot!

Reactie: Dat is toch onbetaalbaar!
A
weerlegging
B
tegenargument

Slide 15 - Quizvraag

Tegenargument en weerlegging
Bij een tegenargument ontkracht je het standpunt van de tegenpartij;

bij een weerlegging ontkracht je het argument van de tegenpartij.


Slide 16 - Tekstslide

Verzin een weerlegging bij de volgende argumentatie:
Ik vind dat huiswerk geen nut heeft, niemand leert daar iets van.

Slide 17 - Woordweb

Leerdoel 3: Ik kan een weerlegging en tegenargument herkennen en formuleren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Soorten argumenten
  • Feiten > je kunt controleren of het argument klopt of niet
  • Onderzoek > je gebruikt onderzoeksresultaten als argument
  • Ervaring > je gebruikt (eigen) ervaringen als argument
  • Gevoel/emotie > je argument is gebaseerd op (je eigen) gevoel/emotie
  • Normen en waarden > je argument is gebaseerd op een algemeen aanvaarde norm/waarde
  • Vermoedens > je argument bestaat uit iets wat je vermoedt
  • Geloof/overtuiging > je argument is gebaseerd op je idealen/levensbeschouwing
  • Nut > met je argument laat je zien dat iets (geen) nut heeft

Slide 19 - Tekstslide

Normen en waarden
Ervaring
Autoriteit
Nut
Feit
In een discussie gaan we niet beginnen met schelden. Zo gaan we niet met elkaar om!
Je kunt beter 's nachts niet in Venlo komen. Ik ben daar laatst lastiggevallen.
Volgens de filmrecensent van de Volkskrant is die film steengoed.
Was regelmatig je handen. Dit voorkomt infecties.
Ik zou voor de zorg kiezen, met de vergrijzing in Nederland maak je veel kans op een baan.

Slide 20 - Sleepvraag

1. Volgens de filmrecensent van de Volkskrant is die film steengoed. = autoriteit
2. Was regelmatig je handen. Dit voorkomt infecties.
                                                                         = nut handen wassen
3. Je kunt beter 's nachts niet in Venlo komen. Ik ben daar laatst lastiggevallen. = ervaring
4. Ik zou voor de zorg kiezen, met de vergrijzing in Nederland maak je veel kans op een baan.  = feit
5. In een discussie gaan we niet beginnen met schelden. Zo gaan we niet met elkaar om! = normen en waarden

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoel 4: Ik kan de soorten argumenten herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt (afhankelijk en onafhankelijk)
Onder- en nevenschikkende argumentatie= combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie


Slide 24 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 25 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 26 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 27 - Tekstslide

Het Lyceum aan zee is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 28 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al veel ervaring op dit gebied. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 29 - Quizvraag


Welke argumentatiestructuur 
A
nevenschikkend
B
onder- en nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 30 - Quizvraag


Welke argumentatiestructuur?
A
nevenschikkend
B
enkelvoudig
C
onderschikkend

Slide 31 - Quizvraag

Leerdoel 5: Ik kan de argumentatieschema's herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Tijd voor...
Quizlet
Blooket

Slide 33 - Tekstslide