• weet je waarom landen
ontwikkelingslanden genoemd worden en kun
je voorbeelden geven van hoe die landen in ontwikkeling zijn;
• begrijp je wat het verschil is tussen de koplopers, volgers en
achterblijvers en kun je landen indelen in deze drie groepen;
• weet je wat met beroepsbevolking bedoeld wordt en kun je beroepen
in drie groepen indelen;
• weet je dat we grote verschillen tussen rijk en arm ongelijkheid
noemen en kun je uitleggen wat het verschil is tussen sociale en
regionale ongelijkheid.