Economie 4 BB 1.3 & KB 1.4

Welkom 4BB & KB


Economie in mavo 4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 4BB & KB


Economie in mavo 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen deze les?

  • 1e uur
  • Uitleg Hoofdstuk 1  par 1.3 BB
  • Uitleg Hoofdstuk 1 par  1.4 KB
  • 2e uur
  • Aan de slag
  • Tijd voor maken huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1
Inkomen en welvaart






1.1 Welke keuzes maak je?
1.2 Hoe word je beïnvloed?
1.3 Vergelijk jij voor je koopt?
1.4 Heb je genoeg inkomen? (KB)
1.4/1.3Koop je bewust? (KB)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 1.2


Aan het einde van deze les weet je...
  • waardoor je koopgedrag kan veranderen
  • waarom bepaalde doelgroepen belangrijk zijn voor bedrijven
  • welke verschillende soorten reclames er zijn
  • hoe bedrijven de marketinginstrumenten gebruiken


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen     
Leerdoelen 1.2

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 1.3


Aan het einde van deze les weet je...
  • welke drie taken de consumentenbond heeft
  • hoe je een vergelijkend warenonderzoek kunt gebruiken
  • hoe reviews je informatie je kunnen geven over een bedrijf of product
  • hoe je een prijsverschil in procenten kunt uitrekenen


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Consumentenorganisaties
Consumentenorganisaties komen op voor de belangen van de consument.

De drie taken:
  1. informatie over producten geven
  2. advies geven over rechten en plichten van consumenten
  3. acties voeren bij fabrikanten of overheid



 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Consumerpower

  •  invloed die je als grote groep consumenten hebt op fabrikant / winkelier


 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test van producten
Een vergelijkend warenonderzoek test dezelfde producten van verschillende merken. Er wordt gekeken naar o.a.:
prijs
prestaties
gebruiksgemak
energieverbruik
milieuvriendelijkheid

 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ideële reclame
Heeft als doel de mentaliteit 
en het gedrag van mensen te veranderen.


Ideële reclame gaat vaak over 
maatschappelijke problemen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test van producten
En bij voeding vaak naar:
  • dierenwelzijn
  • hoeveelheid suiker en zout
  • hoeveelheid vet

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Merkreclame

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productinformatie
Informatie over producten haal je…

Bij consumentenorganisaties

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Of op ...

  • vergelijkingssites (Independer, Kieskeurig)
  • review-sites (TheFork, Zoover, Tweakers)
  • sites webwinkels en fabrikanten
  • Informatie op dit soort sites niet altijd betrouwbaar / onafhankelijk


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijsverschil in procenten uitrekenen
  • Hoeveel procent is het ene product duurder of goedkoper dan het andere product?
  • Let op het woordje ‘dan’. Daaraan zie je waarmee je de prijs vergelijkt
  • Dit kun je met de tabel doen of via de formule


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

  • Samsung tv Bol.com 899,= euro
  • Wehkamp zelfde tv  949,= euro
  • Hoeveel procent is Bol.com goedkoper dan Wehkamp?
  • Wat is het verschil
  • 899 - 949 = -50
  • -50 : 949 = -0,5268704 x 100 = -5,3%  of 5,3% goedkoper
  • Je kunt dit ook met de verhoudingstabel doen!!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
BB bladzijde 18 tot en met 21
Maak opdrachten 1 tot en met 12 

Daarvoor heb je nu tijd 


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 1
Inkomen en welvaart






1.1 Welke keuzes maak je?
1.2 Hoe word je beïnvloed?
1.3 Vergelijk jij voor je koopt?
1.4 Heb je genoeg inkomen? (KB)
1.4/1.3Koop je bewust? (KB)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 1.4

Na deze les weet je
  • welke soorten inkomens er zijn
  • wat oorzaken kunnen zijn van inkomensverschillen
  • hoe je uit een grafiek de inkomensverschillen kunt aflezen
  • wat het verschil is tussen welvaart en welzijn

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten inkomens
Er zijn verschillende inkomensvormen:

  • inkomen uit arbeid:
  • inkomen uit bezit:
  • inkomen uit overdracht:



 

loon (salaris), vakantiegeld
winst uit eigen zaak

rente over spaargeld
dividend van aandelen
huur
pacht (als je grond verhuurt)

werkloosheidsuitkering
huur- en zorgtoeslag
kinderbijslag
zakgeld en kleedgeld

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensverschillen

  • leeftijd
  • opleiding
  • verantwoordelijkheid
  • ervaring
  • prestaties
  • zwaar of risicovol werk
  • vraag naar werk


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jan Modaal

  • Inkomens vaak vergeleken met modaal inkomen
  •  = het inkomen dat het meest voorkomt (± € 2.250 netto per maand)
  • Minimuminkomen = inkomen rond het sociaal minimum
  • = wat je volgens de overheid maandelijks minimaal nodig hebt om van te leven (hangt af van leeftijd en leefsituatie).


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensverschillen in beeld

  • Nationaal inkomen = wat alle inwoners samen aan inkomen hebben uit arbeid en bezit.
  • Hoe kunnen we dit laten zien
  • De Lorenzcurve laat zien hoe alle inkomens over de bevolking verdeeld zijn.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensverschillen in beeld

  • Nationaal inkomen = wat alle inwoners samen aan inkomen hebben uit arbeid en bezit.
  • Hoe kunnen we dit laten zien
  • De Lorenzcurve laat zien hoe alle inkomens over de bevolking verdeeld zijn.


1 = Iedereen heeft hetzelfde inkomen.
Nadeel: geen verschil = geen prikkel om te presteren in je werk.
2 = Inkomensverschillen zijn klein.
3 = Inkomensverschillen zijn groot.




Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensverschillen in beeld

  • Nationaal inkomen = wat alle inwoners samen aan inkomen hebben uit arbeid en bezit.
  • Hoe kunnen we dit laten zien
  • De Lorenzcurve laat zien hoe alle inkomens over de bevolking verdeeld zijn.


Slide 26 - Tekstslide

Op de horizontale as staat de bevolking in groepen verdeeld, van minst naar meest verdienend.
De eerste 30% verdient samen 5% van het nationaal inkomen.
De eerste 60% verdient samen 30% van het nationaal inkomen.
De eerste 90% verdient samen 80% van het nationaal inkomen.
De 30%-groep van 30% tot 60% van de bevolking verdient 30% - 5% = 25% van alle inkomens.
De 30%-groep van 60% tot 90% van de bevolking
verdient 80% - 30% = 50% van alle inkomens.



Welvaart
= de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien
kun je in geld uitdrukken
meer inkomen = meer welvaart




Welzijn
= de kwaliteit van je leven
lastig in geld uit te drukken
voorbeelden: prettige woonomgeving, liefde en vriendschap, gezondheid


Welvaart en welzijn

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bruto binnenlands product (bbp)

  • = totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een land in een jaar

  • stijging bbp t.o.v. voorgaande periode = economische groei
  • daling bbp t.o.v. voorgaande periode = economische krimp



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een stijging of daling in procenten berekenen

Dit kun je doen door;


Of de verhoudingstabel

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
  • 3 jaar geleden kreeg je 4,= (oud) zakgeld nu 7,=(nieuw)
  • Je berekent het verschil 
  • 7-4 = 3 euro
  • dit deel je door 4,= (oud) 
  • 3:4 = 0,75
  • 0,75 x 100% = 75% stijging
  • Het kan ook een daling zijn wanneer je het jaar erop 5,= krijgt

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
KB bladzijde 22 tot en met 25
Maak opdrachten 1 tot en met 12 

Daarvoor heb je nu tijd 


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies