Quiz H5

Welkom!
*                                                                                                                                                                       
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
*                                                                                                                                                                       

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Quiz!
2. Pauze
3. Oefentoets
4. Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

  • In tweetallen
  • Pen, papier, rekenmachine en whiteboard nodig
  • 25 minuten
  • Winnaar krijgt twee SHIT-punten!

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1. 
Geef twee voorbeelden van marketing
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2. 
Wat is het verschil tussen een abstracte en een concrete markt?
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 3. 
Maak de volgende zin compleet:

1. Consumenten zorgen voor aanbod/vraag
2. Als je op de markt je oude spullen verkoopt, zorg je voor aanbod. vraag
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 4. 
De Iphone 13 is vervangen door de Iphone 14. Wat voor effect heeft dit op de vraag naar de Iphone 13?

A. Die blijft gelijk
B. Die gaat omhoog
C. Die daalt
timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 5.  
De Iphone 13 is vervangen door de Iphone 14. Wat voor effect heeft dit op de prijs van de Iphone 13?

A. Die blijft gelijk
B. Die gaat omhoog
C. Die daalt
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 6.  
Hoe wordt de verkoopprijs bepaald?
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 7.  
Jacob verkoopt spelletjes. De inkoopprijs van een spel is €35. Hij berekent een brutowinst opslag van 60%. Wat wordt dan de verkoopprijs?
timer
1:30

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 8.  
Je koopt een fiets voor €620. De fietsenwinkel heeft zelf €400 voor de fiets betaald. Bereken de brutowinstopslag als percentage van de inkoopprijs.
timer
1:30

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 9.  
Vul onderstaande zinnen aan:

1. De hoeveelheid producten die je in een bepaalde periode verkoopt heet de afzet/omzet

2. Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoopvan producten heet de afzet/ omzet
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 10.  
Je besluit om op koningsdag ijsjes te verkopen. Je verkoopt de ijsjes voor €1,70. Je hebt aan het eind van de dag €323 verdient. Hoeveel ijsjes heb je verkocht?
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 11.  
Hoe wordt de consumentenprijs bepaald?
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 12.   
Vul deze zin aan:

BTW is een voorbeeld van een directe/indirecte belasting
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 13.   
Je koopt een paar nieuwe sneakers. De sneakers zijn €80 exclusief btw. De btw is 21%. Wat wordt dan de consumentenprijs?
timer
1:30

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 14.   
André is jarig en trakteer op taart. De taart is €12,50 inclusief btw. De btw bedraagt 9%. Hoeveel kost de taart exclusief btw?
timer
1:30

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 15.   
Je hebt een Ipad gekocht. De verkoopprijs is €800. De consumentenprijs is €968. Bereken de btw als percentage van de verkoopprijs.
timer
1:30

Slide 18 - Tekstslide

Pauze!
5 minuten
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Oefentoets
  • Pagina 149 uit je boek
  • Individueel
  • 20 minuten de tijd
  • Beantwoord de vragen alsof je een toets maakt
  • Go!
timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

Dankjewel en tot ziens!

Slide 21 - Tekstslide