Uitleg spelling > klankveranderende werkwoorden, verleden tijd
Oefenen
Slide 2 - Tekstslide
WELKOM 1B Woord van de week
extreem
Slide 3 - Tekstslide
WELKOM 1B Woord van de week
extreem
Betekenis: heel erg, uitzonderlijk
Extreme sporten zijn sporten waar gevaar aan is verbonden. Een voorbeeld hiervan is basejumpen: men kan zich hierbij ernstig verwonden en zelfs sterven aan complicaties die men oploopt als men valt. Mensen beoefenen dit soort sporten om er een kick van te krijgen.
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik
Ontleed op een papiertje de volgende zin:
Samen hopen Joke en Maria de andere schaakspelers te verslaan.
(Onderstreep de persoonsvorm, zet de zinsdeelstrepen, benoem het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp)
Slide 5 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren
- Zwakke werkwoorden
- Sterke werkwoorden
Slide 6 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren
- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
- Sterke werkwoorden > veranderen wel van klank
Slide 7 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren
- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
- Sterke werkwoorden > veranderen wel van klank
ik loop, ik liep (sterk)
ik hoop, ik hoopte (zwak)
Slide 8 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
lijken > ik lijk > ik leek
hebben > ik heb > ik ...
slaan
fluiten
verliezen
Slide 9 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Twee verschillende manieren
- Zwakke werkwoorden > veranderen niet van klank
- Sterke werkwoorden > veranderen wel van klank
Bedenk zelf een voorbeeld van een zwak en sterk werkwoord.
Slide 10 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Hoe weet je of een sterk werkwoord op een d of een t eindigt?
Ik vond of vont?
Ik beet of beed?
Slide 11 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Hoe weet je of een sterk werkwoord op een d of een t eindigt?
Maak het langer
Ik vond of vont?
Ik beet of beed?
Slide 12 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
Medeklinkers veranderen ook van klank in de vt
Blijven > ik blijf > ik bleef v wordt f
Lezen > ik las > ik lees z wordt s
Slide 13 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan), of niet waar (zitten)?
Alleen sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.
Slide 14 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar !
Alleen sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.
Slide 15 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan), of niet waar (zitten)?
Als je wilt weten of je een sterk werkwoord op een -d of -t eindigt, dan kun je het woord langer maken.
Slide 16 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar !
Als je wilt weten of je een sterk werkwoord op een -d of -t eindigt, dan kun je het woord langer maken.
Slide 17 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan), of niet waar (zitten)?
Werkwoorden met een -z aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd ook een -z.
Slide 18 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
niet waar!
Werkwoorden met een -z aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd ook een -z.
Slide 19 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar (staan), of niet waar (zitten)?
Werkwoorden met een -v aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd een -f.
Slide 20 - Tekstslide
Verder met spelling: Werkwoorden in de verleden tijd
waar!
Werkwoorden met een -v aan het eind van de stam, krijgen in de tegenwoordige tijd een -f.
Slide 21 - Tekstslide
Zelf oefenen Spelling 3.8
Maak opdracht 4 en 5
Maak daarna van de test jezelf (onderaan) leerdoel A (vraag 1 t/m 5)
Volgende week: repetitie hoofdstuk 3
De toets gaat over de paragrafen lezen 3.3, woorden 3.5, grammatica 3.7 en spelling 3.8 van hoofdstuk 3.