theater

OVER THEATER

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

OVER THEATER

Slide 1 - Tekstslide

Jullie zijn voor niets gekomen...
Het Paleis speelt ‘Niets’. 
We kijken zo dadelijk samen naar de voorstelling.

Slide 2 - Tekstslide

Hou jij van niets doen?
JA
NEEN

Slide 3 - Poll

Wat doe je dan precies?

Slide 4 - Woordweb

Is niets doen hetzelfde als verveling?
JA
NEE

Slide 5 - Poll

Wat is dan het verschil?

Slide 6 - Open vraag

Vind je het belangrijk om af en toe niets te doen?
JA
NEE

Slide 7 - Poll

Waarom vind je dat belangrijk?

Slide 8 - Open vraag

Zijn er meer zinvolle dan zinloze dingen in het leven?
JA
NEE

Slide 9 - Poll

Leg uit.

Slide 10 - Open vraag

"Het heelal is zo ongelofelijk groot en een mensenleventje op de aarde is zo klein, dat het er net zo goed niet kan zijn".
Ga jij akkoord met deze stelling?
JA
NEE

Slide 11 - Poll

"Dat je nog heel veel kan worden, betekent vooral dat je nog niets bent."
Ga jij akkoord met deze stelling?
JA
NEE

Slide 12 - Poll


Slide 13 - Open vraag

De voorstelling gaat beginnen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Nabespreking

Slide 16 - Tekstslide

Is dat een kapstok?
vraag 20
WB p.245

Slide 17 - Tekstslide

1 Voor publiek
Opdracht 1
https://www.loom.com/share/d9e55295fab7437e808d3f04201ed377

Slide 18 - Tekstslide

Wat is volgens de recensent het verschil tussen comedy en theater?

Slide 19 - Open vraag

Welke andere verschillen zijn er tussen een comedyshow en een theatervoorstelling?

Slide 20 - Woordweb

Welke woorden met "mono" ken je nog?

Slide 21 - Woordweb

Vul aan:
Een monoloog is ...

Slide 22 - Open vraag

2 Over een kapstok
Opdracht 2
Lees in je bronnenboek op p.87
 de scène "Is dat een kapstok?"

Slide 23 - Tekstslide

Vind je de scène herkenbaar?
JA
NEE

Slide 24 - Poll

Vind je de scène grappig?
JA
NEE

Slide 25 - Poll

Wat valt je op aan de vorm van de tekst?

Slide 26 - Woordweb

Analyseer de scène aan de hand van de vijf W-vragen.
WAT?
WAAROM?
WIE?
WAAR?
WANNEER?

Slide 27 - Tekstslide

Teken een plattegrond van de ruimte met de nodige rekwisieten.

Slide 28 - Open vraag

Twee verschillende decors
Bekijk in je bronnenboek op p. 87 twee foto's van decors.

Slide 29 - Tekstslide

Welk decor geeft het best de sfeer van een huiskamer weer?
decor 1
decor 2

Slide 30 - Poll

Welk decor bevalt je het meest?
decor 1
decor 2

Slide 31 - Poll

Welk decor lijkt het meest op het decor dat je zelf hebt ontworpen?
decor 1
decor 2

Slide 32 - Poll

Hoe kan je decor 1 omschrijven?
Gebruik de woorden uit de lijst.

Slide 33 - Open vraag

Hoe kan je decor 2 omschrijven?
Gebruik de woorden uit de lijst.

Slide 34 - Open vraag

Opdracht 4

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 5: Bij welke zinnen zou jij aanwijzingen geven? Welke?

Slide 36 - Open vraag

Opdracht 6

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 7
Herschrijf de kapstokscène tot een verhaaltje en een gedicht.

Slide 38 - Tekstslide