In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
BS 2 Chromosomen en genen
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
10 min: Herhaling fenotype/genotype
10 min: Uitleg basisstof 2: Chromosomen en genen
20 min: Opdrachten maken/nakijken.
10 min: Herhaling lesstof.
Slide 2 - Tekstslide
Gen
Een gen = deel van chromosoom met informatie voor één erfelijke eigenschap
Elk chromosoom bevat een groot aantal genen.
Slide 3 - Tekstslide
Genenpaar
chromosomen komen in paren voor (2 x 23)
op de chromosomen liggen genen
genen komen dus ook in paren voor
Slide 4 - Tekstslide
Wat was het?
Genotype?
Fenotype?
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer ontstaat het genotype?
Slide 6 - Open vraag
Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA
Slide 7 - Quizvraag
Wat verandert er wel en wat niet?
A
wel: genotype
niet: fenotype
B
wel: fenotype
wel: genotype
C
wel: fenotype
niet: genotype
D
niet: fenotype
niet: genotype
Slide 8 - Quizvraag
Welke uitspraak over chromosomen klopt niet?
A
De mens heeft 46 chromosomen
B
De chromosomen liggen in paartjes
C
Elke cel van je lichaam heeft unieke chromosomen
D
In de chromosomen staat informatie voor erfelijke eigenschappen
Slide 9 - Quizvraag
Welke uitspraak over chromosomen is FOUT?
A
Chromosomen bestaan uit DNA
B
Chromosomen liggen in het cytoplasma
C
Een mens heeft 46 chromosomen per cel
D
Niet ieder dier heeft evenveel chromosomen
Slide 10 - Quizvraag
Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen
Slide 11 - Quizvraag
Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype.
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings
Behaarde bladeren
Een litteken
Wibi kan goed piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen
Slide 12 - Sleepvraag
BS2: Chromosomen en genen
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Mens: 46 chromosomen (23 paren chromosomen)
Chromosomen paren
Slide 15 - Tekstslide
geslachtschromosomen
Het 23ste paar noem je het geslachtschromosomenpaar
Dit is bij en meisje XX
Dit is bij een jongen XY (2 verschillende chromosomen)
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Wat kun je zeggen over de persoon waarvan de chromosomen te zien zijn in de afbeelding?
A
Het geslacht is een man
B
Het geslacht is een vrouw
C
Het geslacht is niet te bepalen
D
Deze persoon speelt graag minecraft
Slide 20 - Quizvraag
Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype
Slide 21 - Quizvraag
Alle uiterlijk waarneembare kenmerken van een individu noemen we
A
de erffactor
B
het genotype
C
het fenotype
D
epigenetica
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een fenotype
A
Het uiterlijk van een organisme
B
Informatie voor alle erfelijke eigenschappen
Slide 23 - Quizvraag
Homozygoot of heterozygoot
AA = homozygoot dominant
aa = homozygoot recessief
Aa = heterozygoot
Slide 24 - Tekstslide
Homozygoot en heterozygoot
Slide 25 - Tekstslide
Homozygoot
Heb je 2 genen voor krullend haar, dan ben je homozygoot voor de eigenschap krullend haar.
Slide 26 - Tekstslide
Allelenpaar haarvorm
homozygoot = allelenpaar dat bestaat uit 2 gelijke allelen
bovenste en middelste plaatje
heterozygoot = allelenpaar dat bestaat uit 2 ongelijke allelen
onderste plaatje
Slide 27 - Tekstslide
Dominant en recessief
Dominant allel = een allel dat altijd tot uiting komt in het fenotype
-aangegeven met een hoofdletter (bijv A)
Recessief allel = een allel dat alleen tot uiting komt als er geen dominant allel aanwezig is
-aangegeven met een kleine letter (a)
Eigenschap 2 keer in lichaamscel, dus 2 letters per eigenschap!
Slide 28 - Tekstslide
Erfelijkheidsonderzoek: kijken of iemand het allel bezit voor een erfelijke ziekte. Drager betekent: je bezit dit allel, maar bent niet ziek. Je kunt het dan wel doorgeven aan je kinderen.