De .... is heel dun en drijft op de mantel. De ... is stroperig, omdat de ... van de aarde heel veel warmte afgeeft. Hierdoor smelt het gesteente in de ... Op plaatsen waar platen uit elkaar bewegen, wordt een nieuw stuk ... gevormd. Op plaatsen waar .... botsen, verdwijnt een deel van de ... want dat wordt opgesmolten in de ...