Quizvragen wespen
1 / 12
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1. Hoe wespvriendelijk ben jij?
“Alle wespen moeten sowieso dood.” (nihilistisch)
“Ik heb er niks aan dus ze kunnen net zo goed dood.” (egoïstisch)
“Zolang ik er geen last van heb, laat ik hun ook met rust.” (praktisch)
“Wespen zijn nuttig dus ik laat ze met rust.” (antropocentrisch)
“Wij zijn te gast in de natuur dus ik laat ze met rust.” (ecocentrisch)
“Ik dood geen dieren. Leven en laten leven.” (empathisch)
“Ik kom voor de wespen op, ook al steken ze mij 10 keer.” (activistisch)
Slide 2 - Poll
2. Hoeveel sociale wespensoorten zijn er in Nederland?
A
1
B
2
C
11
D
Meer dan 500
Slide 3 - Quizvraag
3. Welke wespen kunnen steken?
A
Alleen de werksters en de koningin
B
Alleen de werksters
C
Alleen de mannetjes
D
Werksters, mannetjes en koninginnen
Slide 4 - Quizvraag
4. Hoelang blijft een wespennest actief?
A
Ongeveer 4 maanden
B
Ongeveer 8 maanden
C
Enkele jaren
D
Dat hangt van de wespensoort en de omstandigheden af
Slide 5 - Quizvraag
5. Wat is de meest algemene sociale wespensoort in Nederland?
A
De limonadewesp
B
De gewone wesp
C
De grondwesp
D
De graafwesp
Slide 6 - Quizvraag
6. Waar waren wespen miljoenen jaren geleden al mee bezig?
Het bouwen van spouwmuren
Het gebruik van water en ventilators ter verkoeling
De productie van papier uit hout
Het gebruik van waarschuwingssignalen
Het ontwikkelen van een "wespentaille"
Slide 7 - Poll
7. Welk insect is een prooidier voor wespen?
A
De eikenprocessierups
B
De eikenprocessievlinder
C
De buxusmotrups
D
De daas
Slide 8 - Quizvraag
8. Welke wespensoort heeft
dit nestje gebouwd?
dit nestje gebouwd?
A
De Duitse wesp
B
Franse veldwesp
C
De middelste wesp
D
De Saksische wesp
Slide 9 - Quizvraag
9. Welke is een Aziatische hoornaar?
1.
2.
3.
A
Afbeelding 1
B
Afbeelding 2
C
Afbeelding 3
D
Geen van allen
Slide 10 - Quizvraag
10. Welke wespensoort heeft dit gemaakt?
A
De Saksische wesp
B
De middelste wesp
C
De Duitse wesp
D
De Europese hoornaar
Slide 11 - Quizvraag
11. Hoe wespvriendelijk ben jij?
“Alle wespen moeten sowieso dood.” (nihilistisch)
“Ik heb er niks aan dus ze kunnen net zo goed dood.” (egoïstisch)
“Zolang ik er geen last van heb, laat ik hun ook met rust.” (praktisch)
“Wespen zijn nuttig dus ik laat ze met rust.” (antropocentrisch)
“Wij zijn te gast in de natuur dus ik laat ze met rust.” (ecocentrisch)
“Ik dood geen dieren. Leven en laten leven.” (empathisch)
“Ik kom voor de wespen op, ook al steken ze mij 10 keer.” (activistisch)
