Gespreksvaardigheid
Tijdens een gesprek in de doeltaal kun je:
- adequaat reageren;
- informatie vragen en geven;
- je mening en gevoelens uiten, en argumenten formuleren;
- zaken, personen en situaties beschrijven;
- strategieën toepassen om het gesprek gaande te houden;
- je taalgebruik, toon en houding aanpassen aan je gesprekspartner en het doel van
de communicatie;
- strategieën gebruiken om een formulering te vinden voor woorden of uitdrukkingen
die je niet kent.