Paragraaf 6.4 werken voor de overheid

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

H6.4 Werken voor de overheid

Ik heb klaar liggen: 

• mijn boek
• pen
• papier
• rekenmachine 

Aan het einde van de les: 

• Kan je het verschil tussen de collectieve en particuliere sector uitleggen. 
• Kan je voorbeelden noemen, van wat de overheid doet.
• Ken je de begrippen: subsidie en infrastructuur en kan je daar voorbeelden van noemen.
• Kan je een percentage van iets uitrekenen.

Bladzijde 52 in je werkboek

Waar denk je aan bij
de overheid?

De overheid

De overheid bestaat uit:

1. De rijksoverheid
2. De provincie
3. De gemeente

Provincie

Regelt zaken als het openbaar vervoer in de provincie en de drinkwatervoorziening en alle zaken die in de provincie geregeld dienen te worden, zoals ruimtelijke ordening en infrastructuur.

Gemeente

• De gemeente regelt alles in je     woonplaats.
• Kun je een paspoort, rijbewijs,     ID-kaart halen.
• De gemeente wordt bestuurd   door een burgemeesters en   wethouders.

Ambtenaren

Zijn mensen die voor de overheid werken. 

Voorbeelden hiervan zijn: docenten, politieagenten, brandweermensen etc.

Taken van de overheid 

• Orde en veiligheid
• Wetgeving controleren via rechtspraak
• Preventie van misdrijven 
• Handhaven leerplicht en zorgen voor onderwijs
• Sociale zekerheid 
• inkomensverdeling 
• Zorgen voor het beschermen van het milieu

Subsidies

Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren

• Sporten
• Museumbezoek
• Milieuvriendelijker produceren
• ...

Infrastructuur

Alle voorzieningen die nodig zijn voor vervoer en communicatie, zoals wegen, vliegvelden, havens, internet en het elektriciteitsnetwerk. 

Voorbeelden infrastructuur

Collectieve sector =

overheid en sociale zekerheidinstellingen

• geen winstdoel

Particuliere sector =

bedrijven en burgers

• Wel een winstdoel

Collectieve en particuliere sector

Voorbeelden: particuliere sector

Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector

collectieve sector

particuliere sector

De overheid bestaat uit 3 instanties. Noem ze alle 3

Wie werkt voor de overheid?

1. wethouder
2. advocaat
3. verkoper
4. loodgieter

Ambtenaren zijn....

1. de overheid
2. personen die werken voor de overheid
3. de personen waarvoor de overheid werkt
4. kun je dat eten?

Wat is een kenmerk van
collectieve voorzieningen?

1. Ze willen graag veel winst maken.
2. Geen winstdoel

Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?

1. alle burgers
2. ambtenaren
3. rijksoverheid
4. Rijk, Provincie, Gemeente

Voorbeeld

Je kunt ook zeggen

Formule: (wat : waarvan) x 100 

of

(deel : geheel) x 100

Dat komt op precies hetzelfde neer. 

Aan jou de voorkeur, wat vind jij makkelijker te onthouden?

Aan het einde van de les: 

• Kan je het verschil tussen de collectieve en particuliere sector uitleggen. 
• Kan je voorbeelden noemen, van wat de overheid doet.
• Ken je de begrippen: subsidie en infrastructuur en kan je daar voorbeelden van noemen.
• Kan je een percentage van iets uitrekenen

Zo niet? Bekijk de les dan nog eens goed en lees de leerstekst in je werkboek 

Lezen: klassikaal leestekst H6.4 (blz. 53)

Maken: Klassikaal opdracht 1 t/m 5 (blz. 52 en 53)

Huiswerk: opdracht 6 t/m 10

Aan de slag!